Verveling

Misschien hebben we ondertussen de belangrijkste fysieke ongemakken opgelost, is de geest iets kalmer, slagen we er in om wakker te blijven en is het nieuwe er wat af. De denkende geest meent dat we het nu wel gezien hebben, dat er niets nieuws meer te beleven is, en drukt zijn stempel van “saai” op de zazenervaring. Zaak afgehandeld. Graag iets anders, nu! Er gebeurt immers niets! En hebben we niet geleerd van altijd bezig te blijven? Rust roest!

Mogelijk hebben we bovendien een beeld van onszelf als een actief persoon, iemand die van aanpakken weet en die niet bij de pakken gaat neerzitten. Of misschien is ons zelfbeeld er juist een van “ik doe niet genoeg, ik ben lui, ik ben te passief, ik zou dringend eens in actie moeten schieten.” Hoe tegengesteld deze zelfbeelden ook lijken, ze komen voort uit dezelfde onderliggende opvatting dat er voortdurend iets moet gebeuren, dat zijn niet genoeg is. We zijn het dan ook zo gewoon van altijd maar te handelen, we zijn het zo gewoon dat er voortdurend iets gebeurt, dat de confrontatie met simpelweg zijn uit de weg gegaan wordt. Het zijn zelf, dat de basis van ons bestaan, nee ons bestaan zelf is, is als een blinde vlek. Zolang we naar de beweging kijken zullen we die blinde vlek nooit opmerken. Pas door niets te doen zullen we die ontdekken.

Het is als iemand die tijdens een storm gefascineerd naar de golven van de zee kijkt. Vervolgens kalmeert het weer en de golven komen tot rust; misschien wordt het zelfs met momenten windstil zodat er zo goed als geen golven zijn. De toeschouwer zal dan misschien denken: “nu is er niks meer te zien”. De kans is groot dat hij zal ophouden te kijken. Wanneer hij toch voort kijkt zal er verveling opkomen. Maar precies op dat moment kan er een openheid ontstaan. En in die openheid kan een ander perspectief zich aandienen (denk maar aan het klassieke tekeningetje van de witte vaas die je ook als twee zwarte gezichten kan zien). Op dat moment kan hij ontdekken dat hij al de hele tijd naar een gigantische watermassa aan het kijken is geweest. “Er is niks te zien” is dan totaal niet meer van toepassing.

De fase van verveling is de fase die aan dit inzicht voorafgaat. We hebben al gezien dat er niets van actie te beleven is, maar we hebben nog niet gezien wat er dan wél is.  Juist wanneer de denkende geest zegt “komaan, hier is niks te beleven, gedaan ermee”, dan is het het moment om te blijven zitten.

Verveelt de zon zich? Verveelt de aarde zich, tijdens haar baantjes om de zon? Vervelen de bomen zich? Of de wolken? Waarom vervelen zij zich niet? Omdat ze niets verwachten. Waarom verwachten ze niets? Omdat ze geen denkende geest hebben, die hen vertelt wat er allemaal zou kunnen gebeuren, wat er allemaal zou moeten gebeuren, wat aangenaam is en wat onaangenaam. Zij hebben zelfs geen denkende geest die meent dat er iets moet gebeuren. Daarom rust de zon in zichzelf. De aarde is gewoon de aarde. De wolken zijn perfect zoals ze zijn. Maar ook de mens rust in zichzelf, precies zoals hij is. Alleen is er de gedachte dat er iets zou moeten gebeuren, en dan best nog iets aangenaams, iets spannends.

Misschien ontstaat de illusie dat de verveling  voortkomt uit zazen, met andere woorden dat we ons vervelen omdat zazen vervelend is, en dat het dus volstaat om te stoppen met zazen om verlost te zijn van de verveling. Maar daarin vergissen we ons. Zazen brengt niets voort. Zazen legt bloot. Zazen verheldert. Zazen ontmaskert. De verveling die opkomt was er al, in alle aspecten van ons leven, zelfs als we ons daarvan niet bewust waren. Misschien duikt ze op tal van kleine momenten op, elke keer dat we bewust of onbewust tegen onszelf zeggen “Het is maar dat. Het is maar een regenachtige maandagmorgen. Het is maar slappe koffie. Het is maar een langdradig verhaal.” Nu is het best mogelijk dat het naar bepaalde normen inderdaad een regenachtige maandagmorgen, slappe koffie of een langdradig verhaal is; waar het hier om gaat is het etiket dat we toevoegen, de poort van de open aandacht die zich sluit, en het gevoel van levend zijn, van bestaan, van zijn dat begraven wordt onder die concepten.

Anders gezegd:  we vinden alleen maar de aangename kanten van het leven de moeite waard om geleefd te worden. De minder aangename kanten (stel je zelf maar even wat concrete voorbeelden voor van wat jij onaangenaam vindt) proberen we zo snel mogelijk af te handelen of onder de mat te schuiven.  Dat betekent natuurlijk dat je een deel van je leven, van je bestaan zo snel mogelijk afhandelt en onder de mat veegt. De uitnodiging bestaat erin ons ganse leven echt te leven.  Het is mogelijk dit heel verkeerd te begrijpen: zo zou je kunnen denken dat wat ik voorstel is, dat we uit een soort van plichtsgevoel of realiteitsgevoel  de onaangename kanten van het leven helemaal moeten beleven.  Dat klinkt deprimerend en absoluut niet-bevrijdend. Maar wat ik zeg is dat wanneer we die kanten van het bestaan die we als onaangenaam beleven, niet langer ontlopen maar bewust beleven, dat we dan stilaan zullen ontdekken dat er in het bestaan zelf een inherent geluk aanwezig is, dat niet afhankelijk is van omstandigheden, van aangenaam of onaangenaam. Dat is de betekenis van de fameuze openingszin uit de Shinjinmei, officieel het eerste zengedicht:

“De Grote Weg is niet moeilijk,
hij overstijgt enkel maar elk onderscheid.
Vrij van voorkeur of afkeer
zie je hem duidelijk voor je.”

In deze zin is het goed om, wanneer de woestijn van verveling zich aandient op ons pad, ze helemaal toe te laten. We kunnen dan worden als iemand die enkel met een absoluut minimum aan kledij en levensmiddelen een lange voettocht door de Sahara gaat maken, en na enige tijd tot de ontdekking komt dat zij nog nooit zo gelukkig is geweest. Het is mogelijk dat er een periode is  waarin we “afkicken”  van al het comfort van onze hedendaagse wereld, maar na een fase van louterende frustratie en verveling zal het diepe geluk zich manifesteren.

Tenslotte is er nog een belangrijke opmerking. Mensen met een sterk concentratievermogen kunnen gemakkelijk te ver in de concentratie gaan, zodat ze komen tot een soort starre bewegingloosheid van lichaam en geest, een starheid die inderdaad eerder dood dan levend lijkt en die niet is waar zenbeoefening om gaat. Als je meent hierin verzeild te geraken, open dan je geest voor alles wat hier en nu verschijnt: gedachten, geluiden, lichamelijke gewaarwordingen, emoties, visuele prikkels, kortom het hele panorama hier en nu, het zich zelf eindeloos vernieuwende caleidoscopische bestaan van elk moment, dat doordrongen is van pure aanwezigheid. Er is niet niets, er is dit. Als je ten volle staat in deze manifestatie van zijn op elk moment, en er toch het oordeel bovenkomt dat dit oninteressant en saai is, dan is het inderdaad het ego dat “echte actie” wil. Dan is het zaak te zien dat het eenvoudigweg een etiketje “saai” is dat op een levende stroom van zijn wordt geplakt. Zie het etiket voor wat het is en geef je over aan de stroom. Niemand zal zich nog vervelen.