1.

Doen.
We hebben geleerd om voort te doen. In beweging te blijven. Er moet zoveel gebeuren! Het is duidelijk dat er werk aan de winkel is, dus moeten we in actie schieten. Niet bij de pakken blijven zitten. We bewonderen mensen die écht iets doen, en dan ook écht iets voor mekaar krijgen, misschien zelfs iets betekenen voor hun land, of voor de hele wereldbevolking.  Anderen zijn dan weer gewoon hard werkende mensen. Nog anderen werken misschien niet zo hard in de strikte zin van het woord, maar zijn altijd bezig. Ook wanneer ze zich ontspannen. Wat zou je anders doen?

 

Nietsdoen als afwezigheid van doen.
Het tegenovergestelde van doen, hebben we geleerd, is nietsdoen. Nietsdoen is het ontbreken van doen, en dat is dus absoluut niet goed! Rust roest! Niet stil zitten. Vooral niet stil zitten. Ledigheid is het oorkussen van de duivel. Wie niets aan het doen is, wordt scheef bekeken. Misschien ben je lui; misschien kan je gewoonweg niks; misschien ben je besluiteloos. Zo zal je niets bereiken! Denk je dan dat alles vanzelf gaat?

 

Nietsdoen om te rusten.
Er is één situatie waarin nietsdoen wel wordt geaccepteerd.  Nietsdoen kan wel als onderbreking van doen aanvaard worden, wanneer het is om uit te rusten zodat we er achteraf opnieuw tegenaan kunnen gaan. Maar dat is dus een functioneel nietsdoen. Het wordt gekaderd in een visie waarin doen, handelen als de enige zinvolle tijdsbesteding geldt. Nietsdoen is nuttig omdat het ons helpt te doen.

 

Doen als zingeving.
Veel mensen kennen dan ook maar één manier om het bestaan als zinvol te ervaren: iets doen om op een later moment iets te bereiken. Waarom iets bereiken? Om daarna iets anders te bereiken. De zin van het leven kan nooit in dit moment liggen, menen we. Hoe kan NU een doel zijn? Daar zijn we al! Het bestaan kan alleen zin hebben als we ons op een doel in de toekomst richten, lijkt het. En jij, waar wil jij staan binnen 5, 10, 20 jaar? Op deze manier denken we alleen maar horizontaal: steeds vooruit.

 

Zijn. 
Het is precies deze exclusief horizontale gerichtheid die ons vervreemdt van het zijn hier en nu. Het is deze uitsluitend toekomstgerichte instelling die verhindert dat we ons verticaal laten vallen in het nu. Om te landen in het nu, in wat we zijn, altijd al waren. Dat is de kans om echt gelukkig te zijn. Het is precies omdat we elk contact verloren hebben met het zijn zelf, met ons ware geluk, dat we voortdurend op een verkrampte manier in het doen gaan. (Voor alle duidelijkheid: tot dit doen reken ik ook de mentale activiteit.) We gaan het geluk, dat we zijn, overal zoeken. We gaan ons geluk – of beter gezegd, dat wat we voor ons geluk houden- zoeken in wat er gebeurt, in plaats van in het bestaan zelf. En we gaan het dan nog vooral zoeken in de toekomst. Maar de toekomst ligt altijd voor ons. 

 

Tegenslag.
Misschien is het nodig om te ervaren dat enkel maar het horizontale leven niet echt bevredigend is. Sommige mensen hebben dat nooit door. Een grote tegenslag kan paradoxaal genoeg juist het inzicht opleveren, dat dat puur horizontale gedoe niet werkt. Dat kan ons ertoe brengen op te houden met naar voren te kijken (en naar achteren, en opzij), en recht naar beneden te  kijken. Verticaal.  Hier en nu. Niet dan en straks en toen, of ginder en daar: hier en nu. Wat is er, wat ervaar ik hier en nu? Dat is een nieuw begin. Zo kunnen we een ware revolutie teweegbrengen in de manier waarop we in het leven staan.