1. Ongescheidenheid en ethiek
We hebben het in onze vorige gesprekken gehad over de fundamentele ongescheidenheid van het bestaan, over het ontwaken tot die ongescheidenheid, en over de praktijk van het realiseren van dat ontwaken… maar we hadden het nog nauwelijks over hoe we omgaan met de anderen… dat lijkt me toch ook wel belangrijk?
Zeker is dat belangrijk! Maar we kunnen niet alles tegelijk bespreken; en ik heb er inderdaad voor gekozen om mijn verhaal te starten met de oorspronkelijke eenheid, om het pas nu te hebben over menselijke relaties. Dat betekent niet dat de omgang met de anderen geen essentieel onderdeel van onze praktijk zou zijn, integendeel, het vormt zelfs het hart van onze beoefening. Daarom is het goed om hier eens rustig de tijd voor te nemen en het grondig te bespreken.
Wat is het verband tussen het realiseren van de ongescheidenheid en het sociale, ethische leven?
Dat is heel eenvoudig! Wanneer de illusie een apart zelf te zijn doorprikt wordt, houdt het vastklampen aan allerhande verdedigingsstrategieën op. Met het einde van het verkrampte zelfbeeld komt de oorspronkelijke openheid terug aan de oppervlakte. Dit noemen we wel eens het openen van het hart. De virtuele grenzen tussen binnen mij en buiten mij worden losgelaten. We ontwaken uit de droom, waarin we wezenlijk afgescheiden zijn van een buitenwereld. Bijgevolg ontwaken we ook uit de illusie dat we fundamenteel gescheiden zijn van de zogenaamde anderen. Wanneer de anderen niet meer als “anderen” gezien worden zullen we op vanzelfsprekende, natuurlijke, automatische wijze om ze bekommerd zijn, op dezelfde manier waarop we om ons zelf en om onze dierbaren bekommerd zijn. Dat is de betekenis van beide citaten: als Jezus stelt dat dat wat we voor de “onaanzienlijksten van mijn broeders en zusters deden, voor mij deden” spreekt hij niet op overdrachtelijke wijze. Hij zegt niet dat hij bekommerd is om hen en het daarom apprecieert dat we voor ze zorgen. Hij zegt gewoon dat zijn ware natuur die van alle mensen is. Dat hij op geen enkele manier van hen gescheiden is. Je zou kunnen zeggen dat hij op dat moment spreekt vanuit het standpunt van de ongescheidenheid, van de “Ene Geest”, zoals we dat in de zen noemen. Niemand bestaat op zichzelf, als onafhankelijk individu. Dat wordt ook in de Diamantsoetra ondubbelzinnig gesteld.
Wanneer dat duidelijk is, wordt de natuurlijke empathie die door illusies geblokkeerd was niet langer onderdrukt. Ze stroomt dan vrijelijk.
Welke illusies zijn dat, heel concreet?
Gedachten van gescheidenheid. Iemand laat iets vallen, en in plaats van het gewoon spontaan op te rapen, is er de gedachte: “Kijk eens hoe onhandig die daar is! Dat hij het zelf maar opraapt!” of: “Wie iets laat vallen, moet het zelf maar oprapen.” of “Ik heb geen tijd hiervoor!”.
Het kan ook een gedachte over ons zelf zijn die het vrij stromen verhindert. Bij voorbeeld wanneer iemand droevig is, en we die niet durven aanspreken omdat we denken: “Wie ben ik dat ik zou kunnen helpen?”
Zen beoefenen is onderzoeken in welke mate we dat soort gedachten erop na houden, om die dan vervolgens te ontmantelen. Dat is een onvoorstelbaar verrijkende en boeiende manier om in het leven te staan, vooral wanneer duidelijk wordt hoezeer de illusie van gescheidenheid ons leven en dat van de anderen verzuurt. Er staat geen limiet op de mate waarin we kunnen openbloeien.
Als ik het goed begrijp ga je dus in tegen de idee dat de mens eigenlijk een zelfzuchtig dier is, enkel in toom gehouden door een dun laagje beschaving, een oppervlakkig omhulsel van morele ideeën dat onze egoïstische overlevingsinstincten in bedwang probeert te houden…
Dat mensbeeld moeten we inderdaad eventjes nader bekijken. Natuurlijk hebben we in ons ook heel oude instincten die gericht zijn op zelfbehoud. Je hebt bepaalde reacties die bliksemsnel gaan. In geval van agressie zullen we misschien vanuit een automatisme in de tegenaanval gaan. In groot gevaar zullen we misschien direct op de vlucht slaan. Maar daarnaast hebben we ook andere, diep in onze hersenen verankerde reactiepatronen. Zij zijn gericht op verbondenheid, vriendschap, liefde voor de anderen. De liefde en zorg van een moeder voor haar kind is bijvoorbeeld biologisch noodzakelijk, want mensenkinderen zijn op het moment van hun geboorte nog erg klein en hulpbehoevend. Hetzelfde geldt ook voor de andere zoogdieren, maar in mindere mate – het is juist vanwege de grote hersenmassa, en dus het grote hoofd, dat de menselijke baby zo vroeg de baarmoeder moet verlaten en zo extreem afhankelijk op de wereld komt. Biologisch gesproken is het het limbische systeem van de zoogdieren waarin de persoonlijke band van liefde en geborgenheid schuilt. Vissen hebben dat bij voorbeeld niet: zoals aquariumhouders wel weten, eet een guppymoeder haar pasgeboren kindjes zonder problemen op als ze niet maken dat ze weg zijn… ze maakt geen enkel onderscheid tussen haar kroost en haar voedsel.
Maar niet alleen ouderliefde, of het vermogen tot vriendschaps- en liefdesbanden zijn bij ons voorgeprogrammeerd. Empathie in het algemeen is een deel van ons mens zijn. Als een toevallige voorbijganger naast je plots valt, zal je hoogstwaarschijnlijk instinctief ter hulp schieten. Wanneer je iemand op een pijnlijke manier ergens tegenaan ziet lopen of zich op een andere manier ziet verwonden, zal er een scheut van pijn door je eigen lichaam gaan. Indien dat niet het geval is, is dat vermoedelijk omdat je natuurlijke reacties geblokkeerd zijn door je denken, door je concepten.
Het is waar, eens we zodanig opgaan in het verhaal van een apart bestaan dat we onze natuurlijke empathie niet meer voelen, kunnen we heel zelfzuchtig, egoïstisch, egocentrisch worden. En ja, dan zullen we in het beste geval deze zelfzucht op haar beurt bedekken met een extra laag concepten en gedachten: “en toch zou ik eigenlijk goed voor de anderen, vrijgevig, vergevingsgezind, enzovoort moeten zijn”. Ofwel wordt deze moraal dan op een hogere autoriteit (God) geprojecteerd, compleet met vrees voor hel en verdoemenis, wanneer we hier niet aan zouden gehoorzamen; ofwel is er een innerlijke strijd aan de gang tussen ideeën over altruïsme enerzijds en egoïsme anderzijds.
Wat we nodig hebben is dus niet het toevoegen van ideeën van menslievendheid, maar het loslaten van onze egocentrische ideeën …
Dat is de fundamentele oplossing. Het realiseren van je ware, ongescheiden natuur zorgt er niet alleen voor dat je vanzelf een goed mens wordt , maar ook dat een existentiële angst, die onafscheidelijk samen gaat met de illusie van een afgescheiden bestaan, zich oplost om plaats te maken voor een diepe vrede die niet afhankelijk is van omstandigheden.
En wanneer ik in de waan van gescheidenheid leef?
Dan is het goed om bewust ethisch te leven, bij voorbeeld door regels als “behandel de ander zoals je zelf behandeld wenst te worden” in acht te nemen; door je actief in te leven in de situatie van een ander; of door te luisteren naar inspirerende woorden van grote leraars.
Ik heb die fameuze gouden regel “behandel een ander zoals je zelf behandeld wil worden” altijd wat gevaarlijk gevonden. Hoe dikwijls vergissen we ons niet in de verlangens en behoeftes van de anderen? In vele gevallen denken we dat zij hetzelfde wensen als wij…
Dat is waar, onze concrete verlangens en behoeftes kunnen erg verschillen. Maar het gaat er niet om wat ik persoonlijk fijn vind, we moeten naar het principe kijken. Het gaat erom dat we willen dat voldaan wordt aan onze verlangens – voor zover die realistisch en gerechtvaardigd zijn- en aan onze meest wezenlijke behoeftes. Het is inderdaad nodig je echt in de positie van de ander in te leven om te zien wat hij of zij concreet gezien echt nodig heeft…
En wat als ik echt beneveld ben door hebzucht, of me in een grote woede bevind?
Dan zijn de ethische verbodsbepalingen er nog: “niet doden, niet stelen, niet liegen” enzovoort. Het zijn praktische hulpmiddelen die je kunnen stoppen wanneer je op het punt staat iets te doen wat tegen de ongescheidenheid ingaat. Wanneer je de fundamentele verbondenheid op zo’n moment niet inziet, is die regel dan als een verbodsbord om toch niets te doen wat lijden met zich meebrengt. Op deze verbodsbepalingen, die in het boeddhisme de voorschriften heten, komen we later terug. Het is natuurlijk essentieel, dat je die verboden vanuit hun onderliggende logica goed begrijpt en voldoende verinnerlijkt hebt. Alleen dan heb je er in noodsituaties iets aan.
Als ik het goed begrijp onderscheid je dus drie niveaus van ethiek:
1: vanuit de ongescheiden ware natuur realiseert ethisch gedrag zich vanzelf.
Juist. Er is zelfs geen grens tussen realisatie en ethiek.
2: wanneer die realisatie niet aanwezig is, op momenten waarop we de ongescheidenheid uit het oog verliezen, kunnen we ons laten inspireren door een “positieve ethiek”: wees verdraagzaam, help anderen, gedraag je liefdevol en vrijgevig, behandel anderen zoals je zelf wil behandeld worden…
Als je jezelf een individu voelt, wees dan een goed individu.
3.wanneer het individu zich laat meeslepen door zijn gehechtheden en illusies, en misschien vooral wanneer er emoties bij te pas komen, zijn er de voorschriften die grenzen stellen.
Dat is dan een “negatieve ethiek”, zou ik zeggen. Met negatief bedoel ik dat hij in negatieve termen is gesteld, niet dat hij geen waarde heeft, integendeel! Maar het is belangrijk om de verschillende stappen van de ethiek te begrijpen. Als je alleen maar de verboden kent, lijkt het inderdaad zo dat ethiek enkel maar gaat over jezelf intomen, het beest in je aan banden leggen…