Wat is geluk?
Helemaal niet. Het ware, onvoorwaardelijke geluk manifesteert zich onmiddellijk en ten volle op het moment waarop we simpelweg samenvallen met wat we altijd geweest zijn: het bestaan hier en nu, precies zoals het zich voordoet, voorbij elk voorbehoud, voorbij elke voorwaarde of weerstand. Wanneer we elke strijd staken, elke illusie over een apart bestaan laten vallen, realiseert zich het geluk dat onze diepste natuur is. Dit geluk is absoluut; het is absoluut bestaan, waarmee ik bedoel: bestaan dat geen functie heeft in het kader van een of ander plan, bestaan dat compleet is in en op zichzelf. Het is geen stap in de richting van wat dan ook, maar uiteindelijk, definitief thuiskomen. Het einde van de reis. Zelfs wanneer we na een korte flits hiervan terug rond gaan dwalen, op zoek naar wat dan ook, en we het geluk terug uit het oog verliezen, toch was dit geluk op zich het definitieve einde van elk streven, van elke zoektocht.

Ik zou niet zeggen dat geluk de zin is van het bestaan, want dat leidt weer naar denken in termen van oorzaak en gevolg, en het gaat nu niet over dat niveau, waarop oorzaak en gevolg een rol spelen. Zowel de vraag naar geluk als de vraag naar de zin van het bestaan worden overbodig op het moment dat we onze illusies laten voorbijgaan en onze ware natuur realiseren. Ik heb het nu niet alleen over een duurzame realisatie, maar ook over elk kort moment waarop we even onze concepten laten rusten en gewoon ervaren. Gewoon zijn. “De zin van het bestaan” wordt dan niet “gevonden”, omdat op dat moment duidelijk is (hoogstwaarschijnlijk onbewust) dat het bestaan geen externe zin nodig heeft. “Geluk” wordt dan niet “gevonden”, het straalt in zichzelf want het was er altijd al. En ook dat is niet een of andere zeldzame, speciale toestand, maar gewoon hoe we korte momenten van geluk beleven. Ook dat kan weer onbewust gebeuren. Typisch is dat we achteraf pas zeggen; “toen was ik gelukkig”. Dan conserveren we het in een concept, in een herinnering, zoals een foto. 

 

De vragen ontvragen.
Het is dus niet zo dat de vraag “Wat is de zin van het leven?”  opgelost wordt doordat het antwoord wordt gevonden, nee: de vraag lost op in de zin van: ze verdwijnt. We zien in, voorbij woorden, dat denken in termen van zingeving, dat handelen vanuit een verstandelijke motivatie een beperkte manier van functioneren is, die haar rol heeft in het relatieve bestaan, maar geen ultieme antwoorden kent. Met beperkt bedoel ik: beperkt ten opzichte van de fundamentele dimensie van ons bestaan, die het relatieve bestaan overstijgt – maar er tegelijk (en dat gaat ons denken te boven) op geen enkele manier van gescheiden is.