2. De valkuil van beperkte en foutieve opvattingen

Ons denken vat alles in concepten, en zo’n concept wordt altijd in verband gezien met wat we al kennen. Zo zullen beginners zen dikwijls zien als een bezigheid, een studie onder andere bezigheden en studies. Maar zen als realisatie van onze ware natuur is geen activiteit onder andere activiteiten, maar een ontwaken tot onze ware natuur, tot dat wat voorafgaat aan elke activiteit. Een ontwaken tot de bron van het bestaan. Als je nu het gevoel hebt dat dat een beetje hoogdravend klinkt begrijp je precies wat ik bedoel: want als deze realisatie nog geen levende werkelijkheid voor je is zal je sterk geneigd zijn elke uitspraak over zen te reduceren tot het niveau waar je vertrouwd mee bent. Dikwijls voelen beginners intuïtief wel iets aan van de draagwijdte van zazen, maar ze vertalen het naar rust, concentratie, controle, psychologisch inzicht, een beter mens worden, enzovoort[2]. Taak van de leraar is verhinderen dat ze effectief op deze opvattingen blijven vastzitten. Zo kan hun beoefening stromen en groeien. In de dojo heb ik het al dikwijls zien gebeuren. Mensen bedanken me na een eerste inleiding in de overtuiging dat ik alles wel heb gezegd, en ze thuis alleen voort kunnen doen. Ze hebben heel beperkte, heel lage verwachtingen, en daardoor stellen ze zich niet open voor de werkelijke draagwijdte en diepgang van de beoefening. Het tegenovergestelde komt ook voor: personen met een zekere spirituele aspiratie, die zichzelf wijsmaken dat verlichting zoiets verheven is, dat het niet voor gewone stervelingen is weggelegd. De vergoddelijking van de historische Boeddha in sommige tradities is natuurlijk mee verantwoordelijk voor deze houding. Het is van het grootste belang te beseffen dat de historische Boeddha een normaal mens was en dat ook wij een diepgaand inzicht kunnen verwezenlijken. Dat was trouwens de kern van zijn boodschap.

Deze gehechtheid aan beperkte (of al te verheven) opvattingen over zen heb ik ook aangehaald in de tekst over de hindernissen in de zazenbeoefening. Wanneer je je openstelt voor een onderricht en je je niet langer hecht aan een beperkte zienswijze, is die “slechts” een hindernis geweest. Wanneer je dat niet doet en ze het einde van je beoefening betekent nog voor die eigenlijk echt begonnen is, is het wel degelijk een valkuil geweest. Hetzelfde geldt voor andere hindernissen als fysiek ongemak, slaperigheid en mentale opwinding. Wanneer we ze als een reëel en onoverkomelijk obstakel beschouwen (omdat we een beperkt beeld van zazen hebben) zal er een valkuil ontstaan die onze beoefening beëindigt. Let er wel op dat het nooit de fysieke ervaringen zelf zijn die de valkuil vormen, wel de concepten die erover ontstaan in de geest…

We kunnen ook bepaalde begrippen en onderrichten horen, daar een foutieve interpretatie aan geven en dan afhaken. Zo wordt er in zen dikwijls gesproken over “een stapje achteruit zetten, je niet identificeren, niet laten meeslepen, onthecht zijn”. Als we dat interpreteren als een nihilistische weg van afstand nemen van je geliefden en je uit de maatschappij en het leven terugtrekken is dat een catastrofale vergissing. Het ego zal bevrijding, loslaten en openheid interpreteren als onverschilligheid en passiviteit, dat maakt deel uit van zijn strategie. Als we in dat verhaal meegaan is er geen bevrijding mogelijk.


[2] Het spreekt voor zich dat dat allemaal uiterst waardevolle verworvenheden zijn, maar het onderricht van zen is gericht op een nog fundamentelere bevrijding.