Wedergeboorte in de hedendaagse populaire cultuur

De visie op wedergeboorte die ik zojuist beschreef is dus heel verschillend van degene die in “new age” middens gekoesterd wordt, waarbij men het ego juist versterkt door het geloof dat “ik” als individu de dood zal overleven, en dat “ik” al talloze levens heb geleid (dikwijls als belangrijke figuren, Napoleon of Cleopatra). De boeddhistische en hindoeïstische visies zijn niet uit op de bestendiging van (de illusie van) dat aparte zelf, maar juist op de oplossing daarvan in het ene absolute; en in afwachting van deze realisatie worden de wedergeboortes gezien als een uiting van de complete verbondenheid van alle wezens, van al het bestaan. Het is maar een kleine stap van “ik was/wordt ook die persoon/dat dier” naar “wat ik werkelijk ben is: alle wezens van alle tijden; al wat bestaat”.

De wedergeboortes in hindoeïsme en boeddhisme vormen dus slechts een tussenstadium tot de uiteindelijke terugkeer naar de transpersoonlijke grond van het bestaan; terwijl bijvoorbeeld de oude Egyptische en christelijke visies een wedergeboorte, als individu, in een hemel of paradijs, bij God, of bij de goden, het eindpunt is.   Maar ook in het christendom vinden we mystici die wijzen op het absolute, ongescheiden niveau.

Karma, beloning en straf

Er is nog een heel belangrijk aspect aan het geloof in het voortbestaan van een individu na de dood. Zowel in het oude Egypte als in het christendom volgt er op de dood een beoordeling van de wijze waarop we ons leven geleid hebben. Op basis van dat oordeel worden we permanent verwezen naar hemel of hel. In het oude boeddhisme en in het hindoeïsme is er geen godheid die ons beoordeelt, maar werkt er een onpersoonlijk mechanisme van oorzaak en gevolg, zodat goede daden automatisch leiden tot een gunstige wedergeboorte en slechte daden tot een ongunstige. Maar deze wedergeboortes zijn tijdelijk, en het effect van het goede of slechte karma is dat evenzeer.

Toch herkennen we in al deze visies hetzelfde patroon: als het individu in welke vorm dan ook blijft voortbestaan, zal het de gevolgen van zijn handelingen, van zijn levensstijl moeten dragen tijdens dat nieuwe leven. Dat is natuurlijk een stok achter de deur die helpt om moreel gedrag te verzekeren. Anders gezegd: als je gelooft dat je een individu bent, zal je geneigd zijn dat afgescheiden bestaan te verdedigen en te bevoordelen tegenover de buitenwereld en de anderen. Dat maakt dat morele richtlijnen nodig zijn. Maar precies die morele richtlijnen kunnen worden ondersteund door straf of beloning op een later moment, aangezien we juist door het geloof in een duurzaam zelf menen dat er een later moment komt voor dat zelf. Als er iets gevaarlijk is, is het wel iemand die gelooft echt een apart zelf te zijn, los van zijn omgeving, los van de anderen, en van mening is dat alles na zijn dood ophoudt. Dat leidt tot nihilisme, tot een onbeperkt uitleven van persoonlijke verlangens, zonder enige angst voor de gevolgen daarvan. Misschien betwijfel je dat, omdat je personen kent die denken dat ze enkel maar een individu zijn, en niet geloven in een leven na de dood, en toch goede, vrijgevige mensen zijn. Dat is ook zo. Ik meen dat de intuïtie van onze ware, transpersoonlijke natuur, van de ongescheidenheid van het bestaan,  dikwijls onderbewust actief is. De mens is fundamenteel ongescheiden, fundamenteel goed. Deze goedheid schemert dikwijls door, zelfs wanneer allerlei illusies ons angstig maken en in het defensief drijven.


Luc De Winter