(Deze tweede attitude is voor veel mensen die met zen beginnen totaal onbekend, en zelfs onvoorstelbaar. Wanneer ik er iets over zeg tijdens een inleiding voor beginners, zijn er dikwijls mensen die denken dat dit een soort “compromis-houding” is, een soort van “soft-meditatie”. Ze hebben door dat hun gedachten tot problemen leiden, en willen krachtig optreden, controle verkrijgen en hun geest het zwijgen opleggen. Maar dat is een oppervlakkige strategie, die tot niets leidt. Vooral omdat ze dan precies weer vervallen in die manier van functioneren – de enige die ze kennen- die hen in de problemen heeft gebracht. Het probleem zit erin dat ze de ervaring niet kennen, van een gedachte te zien zonder erin mee te gaan. Omdat ze voortdurend in alle gedachten meegaan, zien ze als enige oplossing: de gedachten onderdrukken. We bieden in zen een veel fundamentelere oplossing aan, dan dat de meesten zich aanvankelijk kunnen inbeelden.)

In het begin kan het ingewikkeld lijken, zoals wanneer je leert rijden met de auto: pedalen gebruiken, versnellingspook, sturen, en dan zijn er nog al die verkeersborden… wanneer je ermee start is het nog heel gekunsteld en houterig, maar na een tijdje loopt het gewoon vanzelf, en denk je niet meer van “ik moet nu terugschakelen” of wat dan ook. Met zazen is het hetzelfde. Dikwijls vragen mensen om het nog eens, of nog eens beter uit te leggen, en dat doe ik met plezier, vooral omdat door het nog eens, maar een beetje anders, te herhalen, er soms plots iets doordringt. Maar je moet ook niet alles verwachten van een verstandelijke uitleg. Het is vooral een stimulans, een duwtje in de rug om het zelf te vinden. Zoals je weet kan niemand op een half uur auto leren rijden door even een perfecte uitleg te krijgen waarin alles exact wordt uitgelegd. Nee, je krijgt wat uitleg en daarna is het oefenen, en de baan op! Zo leer je autorijden. Op dezelfde manier wordt het in zazen na een tijdje een tweede natuur om terug te komen naar de ademhaling, of meer in eenpuntige aandacht te gaan, of om los te laten.

Om een analogie te gebruiken: wanneer je op een groepje kinderen moet letten, wat doe je dan? (1) Je kan ze proberen verplichten (of motiveren om) perfect stil te zitten, maar dat zal moeilijk zijn. (2) Je kan gewoon erbij gaan zitten, en ze rustig zien spelen. Je blijft er gewoon bij. Je laat ze (binnen bepaalde grenzen) doen, maar houdt ze in de gaten. Wanneer het nodig is ga je even naar (1), en dan laat je ze weer doen. Shunryu Suzuki zei wel eens dat je je in zazen tegenover je gedachten moet verhouden als een goede schaapsherder tegenover zijn schapen: je houdt je kudde zorgvuldig in het oog, maar laat ze rustig grazen. Enkel wanneer het echt nodig is grijp je even in, maar dan laat je ze weer doen.

Dikwijls denken mensen al te snel dat ze teveel gedachten hebben, en dat ze alleen maar kalmtemeditatie moeten beoefenen, tot hun geest rustiger is. Denk zo niet, want je loopt dan het gevaar tot in het oneindige een diepere beoefening uit te stellen. Heb geen schrik om de gedachten wat te laten spelen, en ze gewoon gade te slaan. Het is heel belangrijk om het risico te nemen dat je wordt meegesleept door de gedachten! Meer en meer zal je het vermogen ontwikkelen om zelfs die toestand te observeren als getuige. Mensen die gemakkelijk hun gedachten tot rust kunnen brengen, moeten maar heel weinig kalmtetechnieken gebruiken, en vooral observatie beoefenen, als een neutrale getuige. Ze dienen hun gedachten te laten doen, om zo de kans te krijgen diep vertrouwd te worden met hun ware, virtuele aard.

Er is een verhaal van Godfried Bomans, dat ik dikwijls gebruik om dit uit te leggen, het gaat over een spookhuis waar het zodanig hevig spookt dat niemand er meer binnen durft te gaan. Ten einde raad nodigen de eigenaars Dr. Kneepjes uit, de beroemde spokenjager. Hij gaat rustig op een stoel zitten midden in de woonkamer, steekt een sigaar op, en zegt, “ok, laat maar komen!” De spoken voeren de meest afgrijselijke taferelen op, tot en met zeven geraamtes die mekaars ribben uitbreken in een helse dans, maar Dr. Kneepjes kijkt gewoon toe en moedigt ze af en toe zelfs rustig aan; hij laat zich niet bang maken, maar kijkt ook niet weg: hij geniet gewoon op zijn gemak van de show. Op de duur weten de spoken niets meer te verzinnen en vallen ze stil.