Dus ja, er is Hoop in zen! Hoop in de zin van: het werkelijk goede, dat we automatisch gaan nastreven als we voldoende helder kijken naar ons bestaan, is realiseerbaar. Dat wat we écht willen (neem de tijd om te onderzoeken wat dat is, zelfs als het je de rest van je leven kost), is haalbaar. De realisatie ervan ontsnapt aan de kleine wil van ons kleine ego, maar dat is geen probleem. Integendeel, als het gewoon om iets zou gaan dat we vanuit het kleine ik wensen en realiseren, zou het niets belangrijks zijn. Nee, het is juist het overstijgen van de beperkte identificatie die Hoopgevend is. Het is juist dat wat we eigenlijk verlangen.

Met een kleine h is hoop een positieve kracht – op het relatieve niveau. Het is altijd vanuit onze individualiteit dat we ons hoopvol voelen. Op het moment dat elke identificatie wordt losgelaten is er niemand die hoopt. Dat betekent niet dat deze hoop niet belangrijk zou zijn. Maar weet dat het ware geluk zelfs niet van hoop afhankelijk is. Wel van Hoop: of beter gezegd, het IS Hoop.

Klamp je dus niet vast, zelfs niet aan hoop. Elk vastklampen is lijden. Bevrijding daaruit is altijd mogelijk, hier en nu. Taisen Deshimaru, die de zentraditie naar Europa bracht, zei: “beoefen zazen alsof je in je doodskist ligt”. Sommigen vonden dat morbide, maar het was een erg diepe boodschap, één van Hoop. Wat is er echt belangrijk op het moment dat je sterft? Waar is hoop dan? Waarop hoop je dan?  Waaraan zou je je vastklampen? Aan je leven? Maar zelfs dat eindigt. Wat overblijft is Hoop, zou ik zeggen. Overgave, loslaten. Beseffen dat je eigenlijk nooit iets echt onder controle had; beseffen dat er nooit een apart “ik” was, echt gescheiden van wat dan ook. 

Hoop wordt ook prachtig geïllustreerd in een oud zenverhaal. Een zenmonnik wordt achterna gezeten door een tijger, en kan alleen maar ontkomen door af te dalen in een ravijn, waar hij zich vastklampt aan een tak die uit de rotswand steekt. Hij kan niet naar boven klimmen want daar is de tijger; hij kan zich ook niet blijven vastklampen aan de tak, maar zal weldra in de diepte storten. Tussen deze twee vuren is zijn bestaan in de volle zin van het woord compleet hopeloos. Op dat moment ontdekt hij een wilde bes op de tak, steekt die in zijn mond, en proeft… “Heerlijk!”. Dus zelfs wanneer er geen hoop is, kan je daar perfect mee leven, als je hier maar hier en nu helder in het leven staat. Het beeld is natuurlijk van toepassing op ons allemaal, gevangen als we zitten tussen een voorbije geboorte en een zekere dood. Wanneer we ons niet hechten aan hoop, dan is er Hoop.

Hartelijke groet,

Luc