Het ontbreken van hoop, de toestand van hopeloosheid, ervaren we in het algemeen als erg zwaar. We zijn bereid en in staat om allerlei moeilijkheden te doorstaan: ziekte, hongersnood, persoonlijke – of relatieproblemen, wantoestanden op ons werk of in de wereld waarin we leven, als er maar hoop is. Als we maar het gevoel hebben dat er kans is op beterschap. We kunnen overleven zonder zeker te zijn dat alles in orde komt; maar het is bijna ondraaglijk wanneer er niet minstens de mogelijkheid is dat het in orde komt.

Er zijn natuurlijk veel niveaus van verlangens, en dus ook van hoop. We kunnen hopen op mooi weer, of hopen dat er deze namiddag nog brood is bij de bakker. Dan gaat het om kleine, persoonlijke verlangens; en met een verlangen is niets mis. Een verlangen is gewoon wat het is, zo lang we de bevrediging ervan niet eisen zitten we er niet in vast, en leidt het niet tot lijden. Maar we kunnen ook hopen op het einde van de hongersnood in de wereld, op een oplossing voor de milieu- of klimaatproblematiek, op wereldvrede. 

De ultieme hoop in het boeddhisme is de bevrijding van alle wezens. Dat is nog meer dan de zojuist genoemde een grote, weidse hoop, die het lokale en persoonlijke overstijgt. Het onderliggende verlangen tot bevrijding, of het nu gaat over jezelf of over alle wezens, is zelfs niet zomaar een verlangen, maar een diep aanvoelen van de meest fundamentele richting die ons bestaan – samen met dat van alle anderen- kan nemen: de richting die voert naar een duurzaam geluk, een authentiek, oprecht leven. We zouden dat een Verlangen kunnen noemen, met een grote V. Dit Verlangen noemt men in het mahayana (de stroming van het boeddhisme waartoe ook zen hoort)  Bodaishin, de geest van de verlichting. Juist omdat het een diep aanvoelen is, is dit aanvoelen juist: het wordt ook gezien als effectief realiseerbaar. Wanneer en hoe ligt buiten het bereik van de macht van ons kleine ego natuurlijk. Anders gezegd: de boodschap vervat in zen is er een van Hoop, met een grote H.

Maar deze boodschap gaat zelfs verder. Op een fundamenteel niveau is de bevrijding al bereikt, want we hebben ze nooit verloren. Onze ware natuur is altijd al vrij, we dromen alleen – dat zijn de illusies- dat we dat niet zijn. Het is alsof we tegen iemand die droomt dat hij door een tijger wordt achtervolgd, zeggen: de droom is er, maar weet dat je ondertussen veilig in je bed ligt. Misschien hoopt hij (met een kleine h) dat hij kan ontsnappen aan de tijger; maar er is Hoop, en zelfs meer dan Hoop: de zekerheid dat alles fundamenteel in orde is. Deze zekerheid wordt bewust ervaren door degene die ontwaakt is en naast het bed van de dromer staat. De dromer ligt “al” in zijn bed – ik zet “al” tussen aanhalingstekens omdat  het in het bed liggen niet in de tijd volgt op de achtervolging van de tijger, dat lijkt misschien zo voor de dromer maar voor de ontwaakte persoon ernaast is het duidelijk dat er geen opeenvolging is, alleen simultaneïteit. 

Daarom is de verlichte er absoluut zeker van dat alles “goed komt”, een formulering die een tegemoetkoming is aan de persoon die het nog niet ziet. Dit vertrouwen is een heel belangrijk gevoelselement in het mahayana, dat heel expliciet uitgesproken wordt, bij voorbeeld in de Lotus soetra, de Diamant soetra, en natuurlijk ook in de Hart soetra. Het is de achtergrond en diepe betekenis van de fameuze Bodhisattva-gelofte: “Ik doe de gelofte om alle wezens naar het ontwaken te leiden.” Dat is dus geen zelfoverschatting of hoogdravendheid, maar een voorbeeld van mededogen. Hoe uit een diep mystiek inzicht een ware empathie voortkomt die direct leidt tot hulpvaardigheid en vrijgevigheid. De middeleeuwse mystica Juliana van Norwich had een indringend visioen waarin Christus haar beloofde: “All shall be well, and all shall be well, and all manner of thing shall be well.” Als dat geen boodschappen van Hoop zijn…  en je voelt aan dat Hoop ook Troost met zich meebrengt.