Liefde

Hetzelfde geldt voor de liefde. Wanneer we ons hechten aan liefde, ze gaan eisen van anderen, er krampachtig naar op zoek gaan, dan is het goed om in eerste instantie te horen: “hecht je er niet aan”. Maar het is van het grootste belang om ook goed te beseffen dat het in wezen niet die persoon als afgescheiden individu is, die onze liefde opwekt; dat het niet die persoon als individu is, die van ons houdt; dat ik het niet als individu ben, die van de persoon hou; dat ik niet als individu bemind wordt door de persoon. In dat hele verhaal is er gewoon de liefde zelf, die straalt. Zoals de zon op je tv geen licht geeft, maar haar licht ontleent aan het scherm, zo geef of krijg ik zelf geen liefde. Het schijnbare individu ontleent schijnbaar zijn liefde aan het ene ongescheidene dat liefde is. Er is alleen liefde, die alle mogelijke vormen aanneemt. Daarom zal een christen zeggen dat God liefde is, en dat we nooit van Gods liefde gescheiden of uitgesloten kunnen worden. Dat lijkt me een bijzonder oprechte en doelmatige vertaling van de ongescheiden werkelijkheid naar een voor een groter publiek begrijpelijke taal.

Geluk

Precies zoals we de indruk hebben dat voorwerpen of personen (inbegrepen de persoon die we “ik” noemen) mooi kunnen zijn, of schoonheid kunnen ervaren, of liefde kunnen opwekken of geven, kunnen we menen dat iets of iemand ons gelukkig kan maken, of dat er iemand gelukkig kan worden. Ik ontken natuurlijk niet dat we geluk kunnen voelen in de nabijheid van iets of iemand, maar wel dat dat iets of die iemand dat geluk voortbrengt. In de advaita vedanta traditie stelt men dat het ene bestaan drie fundamentele kenmerken heeft: zijn, bewustzijn en gelukzaligheid (sanskr.: sat, chit, ananda). Zelfs deze drie kenmerken zijn een product van onze onderscheid makende geest, want ze zijn niet gescheiden. Het zijn IS bewustzijn IS gelukzaligheid.

“Is geluk dan wel een geschikt woord?” vroeg iemand; want het klinkt als de tegenpool van ongeluk, het lijkt een relatief begrip. We zouden kunnen spreken van gelijkmoedigheid; maar dat begrip klinkt voor velen erg tam, en kan trouwens ook weer de tegenpool zijn van ongelijkmoedigheid, bevlogenheid, betrokkenheid en passie, woorden die een positieve klank hebben zodat gelijkmoedigheid negatief gaat overkomen.

Zoals liefde niet voortkomt uit een persoon, en schoonheid niet uit een voorwerp, zo komt geluk niet voort uit omstandigheden. Misschien ervaar je wel geluk onder bepaalde omstandigheden, maar brengen die omstandigheden dat geluk voort? Of is het zo dat je fundamentele geluk even niet meer verduisterd wordt? Wanneer bijvoorbeeld een verlangen bevredigd wordt, is het dan de bevrediging zelf die het geluk voortbrengt? Of is het het tijdelijk wegvallen van de spanning eigen aan het verlangen, dat ervoor zorgt dat het geluk, inherent aan het zijn zelf, niet langer wordt bedekt? Misschien is de voornaamste hindernis in het realiseren van het ware geluk wel de illusie, dat we fundamenteel een apart individu zijn. Wanneer deze droom vervluchtigt kan geluk vrij stromen.