Schoonheid

“Wat zegt het boeddhisme over schoonheid? Wat is de relatie tussen onze zenbeoefening, tussen een weg van bevrijding en schoonheid?” vroeg iemand onlangs.

Er zijn verschillende antwoorden mogelijk. Een eerste, wat droog antwoord is: “mooi en lelijk zijn twee polen die alleen maar in onderling verband bestaan. Blijf niet steken op één van beide, hecht je niet aan schoonheid en verafschuw het lelijke niet. Wees geen slaaf van aangenaam en onaangenaam.” Begrijp dit antwoord goed. Het zegt niet dat mooi en lelijk, aangenaam en onaangenaam niet bestaan op een relatief niveau. Het zegt alleen dat verstrikt raken in dit niveau, zodat je alleen het schone wil overhouden en al het lelijke onder de mat veegt, tot problemen leidt. Waarom? Omdat je nooit één pool van een tegenstelling kan verwijderen om alleen de andere over te houden. Evenmin als je de fietspaden bergop kan elimineren om alleen degene die bergaf gaan te behouden. Evenmin als je onder kan afschaffen om alleen boven over te houden.  Dat betekent niet dat je het schone niet mag opzoeken; het betekent dat je het lelijke niet zomaar uit je leven kan wegknippen. Maar er is een nog diepere reden: wanneer we ons enkel maar bewust zijn van de wereld van onderscheid, en het ene ongescheiden bestaan uit het oog verliezen, ontstaat er lijden. Dit antwoord is dus een waardevol advies.

Toch is hiermee niet alles gezegd. Misschien blijven we achter met een onvoldaan gevoel. Betekent het dan dat ons streven naar schoonheid puur een relatief gegeven is, dat vanuit onze fundamentele natuur gezien betekenisloos is? Je hoort mensen, die in een moment van helderheid de ware aard van het bestaan hebben gezien, wel eens beweren dat wat er ook gebeurt in dit leven van geen enkel belang is, zoals het golvenspel voor het water zelf geen betekenis heeft. Dat is een onvolledig inzicht, één waarop je niet mag blijven staan; je moet onmiddellijk verder kijken. Anders zal het leiden tot gevoelens van zinloosheid, nihilisme en depressie.

Laat me een tweede antwoord geven:

“Ons verlangen naar schoonheid mag dan wel dualistisch zijn, zich voordoen in een wereld van onderscheid, toch is het tegelijkertijd een heel diepe intuïtie, die ons voorbij het duale kan voeren, recht naar onze oorspronkelijke, ongescheiden natuur – op voorwaarde dat we ze helemaal tot op het einde volgen.” Schoonheid is, met andere woorden, een afspiegeling van de ware aard van het absolute bestaan in de relatieve wereld. Het ervaren van schoonheid  is als een poort die naar bevrijding leidt – op voorwaarde dat we ons niet gaan hechten aan de poort zelf. Je kan schoonheid als pad vergelijken met het onderricht: wanneer we ons gaan hechten aan de concepten ervan, dwalen we hopeloos af van het pad. Daarom zegt men in de zen: “kijk niet naar de vinger die naar de maan wijst.”

Een voorbeeld. We zien een schilderij, waarvan de schoonheid ons diep raakt. Als we menen, zoals de meesten doen, dat het het schilderij zelf is dat die schoonheid bezit en uitstraalt, gaan we ons hechten aan het doek als object. We gaan het beschouwen als een waardevol kunstwerk, dat mogelijk een grote financiële betekenis krijgt. Het ervaren van schoonheid leidt dan tot gehechtheid, tot een esthetisch materialisme. Wanneer we echter beseffen dat de schoonheid van het schilderij een directe manifestatie is van onze ongescheiden natuur die de grond van het bestaan is, zullen we niet blijven steken in gehechtheid aan het werk als object; misschien zullen we het nog altijd in onze nabijheid willen, misschien aanschaffen, ons erdoor laten inspireren, maar het zal in de eerste plaats een heilig voorwerp zijn, en geen “hebbeding”. Het is zoals wanneer we in een film de zon zien stralen: het lijkt alsof de film-zon licht geeft, maar het is het scherm van je tv dat de bron  van het licht is. In het schoonheidservaren (ik gebruik bewust niet het meer voor de hand liggende woord schoonheidservaring, dat teveel de betekenis heeft van een afgesloten, verdinglijkt iets) is er geen object dat ervaren wordt en geen subject dat ervaart. Er is alleen schoonheid. Dit realiseert zich wanneer we ons helemaal laten meevoeren tot in het hart van de schoonheid, en daarin ons dualistisch denken, dat als een web over het ongescheiden bestaan wordt gelegd, laten oplossen.