21. Panorama

 

Dus ik zit in zazen of ik loop op straat of ik zit in de trein of poets of eet mijn ontbijt of praat tegen mensen of werk op de computer, en op dat moment, op elk moment is er een open observeren van het hele panorama van verschijnselen: ademhaling, lichamelijke gewaarwordingen, geluiden, reuk, smaak, visuele waarnemingen, gevoelens van aangenaam of onaangenaam, gedachten, emoties, gemoedsgesteldheden, herinneringen, verlangens, beslissingen. En dat zijn allemaal verschijnselen die verschijnen en verdwijnen, komen en gaan. Dat is het panorama hier en nu, de levende realiteit, de stroom van zijn.

En dat is altijd zo geweest.

Zonder dat er ook maar één min of meer reële grens is tussen de verschijnselen die tevoren als ik, en zij die tevoren als ‘niet ik’ werden beschouwd.

Juist.

Al die verschijnselen komen op in dezelfde ruimte, of zoals je wil, verschijnen aan dezelfde getuige.

Maar uiteindelijk wordt duidelijk, wat eigenlijk al altijd duidelijk was.

Dat die verschijnselen op geen enkele manier gescheiden zijn van de ruimte, of van de getuige.

Zodat er geen enkele, maar dan ook geen enkele gescheidenheid overblijft, of beter gezegd: zodat blijkt dat elke gescheidenheid altijd al een complete illusie was.

Het is eigenlijk heel eenvoudig.

Het is altijd zo geweest.

En toch: steeds opnieuw wordt het bestaan doorheen de bril van het denken gezien, zodat het lijkt alsof er een IK is, een afgescheiden persoontje dat zich in een buitenwereld bevindt. Dan verschijnt er een existentiële angst, onzekerheid. Dan heeft dat IK de neiging die te verdringen, en om, op zoek naar zekerheid, zich aan allerlei dingen en ideeën vast te klampen.

Altijd maar opnieuw trappen we in die illusie, dat is waar. Maar we kennen steeds beter de uitweg, de poortloze poort waar we door kunnen gaan om te ontwaken uit de droom van gescheidenheid.

Terugkomen naar het voelen van lichaam, ademhaling, handelingen; in het zien en het horen gaan. Voortdurend terugkeren naar het directe ervaren hier en nu. Niet gericht op WAT er gebeurt, niet analyseren, niet in het denken gaan, maar in het voelen, zien, horen zelf verblijven.

Niet blijven steken in concentratie, in rust. Helderheid cultiveren. Helder kijken naar alles wat je meende te zijn als persoon. Het lichaam, de gedachten, de emoties, verlangens, beslissingen. Er het onpersoonlijke, ongescheiden karakter van zien. Diep inzien dat er alleen NU is. De getuige terugvinden, de spiegel waarin alles verschijnt, de ruimte van het bewustzijn waarin alles zich afspeelt. Diep ervaren dat het bewustzijn niet gescheiden is van de verschijnselen.

Besef goed dat dit allemaal tips zijn, hulpmiddeltjes om illusies te doorzien. Als alles helder is, zijn er geen woorden nodig. Zie deze suggesties dus niet als een beschrijving van het bestaan. Het zijn enkel maar wegwijzers die je kunnen helpen de uitgang uit de droom te vinden.

Wanneer we onze beoefening volledig doorgetrokken hebben in elk aspect, elk moment van ons leven, is er dan nog nood aan zazen ?

Ja en nee. Maar begrijp me goed. Ja omdat je zal merken dat de zazen in de dojo altijd zijn functie behoudt van verdieping voor je beoefening daarbuiten.  En nee, het is waar dat heel misschien je perspectief zo grondig verandert dat er geen ‘nood’ meer is aan zazen. Maar dan zal je merken dat je gewoon zazen gaat beoefenen… omwille van zazen. Zazen als meest natuurlijke tijdsbesteding van een ontwaakt mens. Geen zazen om verlicht te worden, maar zazen als een vieren van je verlichte natuur, die er altijd al was. Je beseft dan ook dat dat altijd al de diepste dimensie van zazen was.


Luc De Winter, Ho Sen Dojo, 25 december 2017
© Luc De Winter 2017