19. De getuige

 

Dus alles wat ik meende te zijn, ben ik niet. Ik ben gewoon het bewustzijn dat alles gadeslaat …

Zelfs al is het niet de uiteindelijke realisatie, het is een waardevolle stap! Dit is inderdaad een diep inzicht dat voortkomt uit de intuïtie dat wat ik werkelijk ben niet het lichaam is, noch de gedachten, emoties enzovoort, maar eerder de getuige van dit alles. Een puur bewustzijn van. Ik noem het bewustzijn van ter onderscheid met het nonduale bewustzijn waar we zo dadelijk op uitkomen. Hoeveel mensen die stilaan een dagje ouder worden, vertellen je niet dat ze zich zo oud niet voelen? Dat ze zich dezelfde voelen als vroeger? Het lichaam veroudert en berokkent ongemak in vele gevallen, dat is zo, maar blijkbaar identificeren ze zich er toch niet zozeer mee! De intuïtie zegt hier dat wat ik ben eerder het bewustzijn is dat tijdloos is en niet veroudert, maar zich bewust is van de veranderingen in lichaam en geest. Natuurlijk trekken de meeste mensen niet de uiterste conclusie uit deze ervaring.

Je zegt steeds ‘eerder’: dat wat ik ben eerder de getuige is dan alles wat wordt waargenomen.

Ja, vergeet niet dat elke zin die zegt ‘ik ben …’ een gedachte is, een definitie. Door de positie van de getuige, van de open keuzeloze aandacht terug te vinden en zo helder te observeren kunnen we steeds opnieuw allerlei identificaties loslaten. In vele gevallen blijft dan als laatste identificatie het bewustzijn zelf over, de ‘getuige’. Daarmee hangt het laatste onderscheid samen: dat tussen bewustzijn en verschijnselen, ofwel subject en object. De intuïtie zegt dan: ‘en van die twee ben ik het subject, de getuige.’ Maar ook de identificatie met de getuige is een concept. De drang tot identificatie zit er nu eenmaal diep in. Zo lang we daar niet mee afgerekend hebben, is het beter, juister en doeltreffender om ons te identificeren met de getuige. Toch is het niet het uiteindelijke inzicht, en het is ook geen noodzakelijke stap volgens mij, alhoewel het geen slecht tussenstation is – als je er maar niet in blijft hangen.

In ieder geval is het terugvinden van de getuige, het bewust worden van het bewustzijn, een belangrijke stap omdat zolang het bewustzijn een blinde vlek blijft, die blinde vlek een hindernis vormt om echt te ontwaken.

Waarom is het bewustzijn een blinde vlek?

We zijn altijd zo erg bezig geweest met het herkennen van voorwerpen en hun functie, en we gaan dan zo op in hun verhaal. Dat is een stoel, hij heeft vier poten, ik kan erop zitten, hij is gemaakt van hout, ik heb hem gekocht in de winkel achter de hoek. We gaan zo op in wat we waarnemen dat we niet stilstaan bij het allereerste: dat we waarnemen. Dat basisniveau van ons bestaan terugvinden is essentieel. Juister gesteld is het de basis van het bestaan zelf, eerder dan van ‘ons’ bestaan. Het is ook nietik, of toch niet ‘mijn kleine ik’ dat waarneemt: er wordt waargenomen. Eens we beseffen dat er wordt waargenomen, zien we wat er wordt waargenomen in een heel ander perspectief. Wat wordt waargenomen zal trouwens altijd vergankelijk zijn, onbestendig, ongrijpbaar. Wat wordt waargenomen heeft niet dezelfde ‘realiteit’ als dat er wordt waargenomen.

Voor alle duidelijkheid: wanneer ik zeg ‘er wordt waargenomen’ suggereert dat het bestaan van een getuige/waarnemer/subject die waarneemt; deze formulering veronderstelt een waarnemer en een waargenomene. Dat is een beperkte visie, maar het is deze visie die we nu even innemen en om pedagogische reden bespreken.

In ieder geval, zolang we de dimensie van bewustzijn niet duidelijk herkend en erkend hebben, zullen we niet ophouden voortdurend verward te zijn over wie of wat we zijn. Pas als het bewustzijn zich duidelijk bewust is van zichzelf, zal de identificatie met gedachten, emoties enzovoort, losgelaten worden. Pas dan zal het ik-gevoel doorprikt worden. Want anders blijven we steken in ‘maar ik zie toch? Ik hoor toch? Dus ben ik er toch’. Inzien dat het een onpersoonlijke getuige is die ziet, hoort, … bevrijdt ons hieruit. Wanneer we ons echt vestigen in de getuige kunnen we vervolgens diep inzien dat we ook die niet zijn. Niet alleen omdat de identificatie met een getuige maar een gedachte is; bovenal omdat ook de idee ‘er is iets is dat zich bewust is van iets anders’ een gedachte is! Deze gedachten zijn overblijfselen uit een wereldbeeld waarin we lang leefden, namelijk de gedachte dat ik als individu rondloop in een wereld die ik waarneem. Maar nu loop ik vooruit: je ziet dat zelfs verschillende stadia in inzicht niet te scheiden zijn.

Wat je zegt over het eerst zich vestigen in de getuige, om dan elke identificatie ermee te doorprikken, doet me denken aan wat je me vertelde over hoe we ons lichaam helemaal moeten bewonen vooraleer we de identificatie ermee kunnen doorzien.

Dat is zeer juist: het gaat telkens om het helder belichten van alle aspecten van ons bestaan; dingen die niet klaar en duidelijk gezien worden, blijven blinde vlekken die een loslaten, een desidentificeren verhinderen. Ik denk dat dat een van de basisprincipes is van spirituele ontwikkeling. Veeg niets, maar dan ook niets onder de mat!

Hoe kunnen we ons vestigen in bewustzijn, in de getuige?

Alles wat we tot nu tot beschreven hebben, leidt daartoe. Wanneer we alle valse identificaties met verschijnselen doorprikken, blijft dikwijls de getuige over. Een tijdloze, dimensieloze, onpersoonlijke toeschouwer, een bewustzijn van. Dan wordt duidelijk dat wat ik werkelijk ben, niet ‘iets’ is, geen verschijnsel. Maar zoals ik al zei: ook het onderscheid tussen getuige en verschijnselen, anders gezegd het onderscheid tussen subject en object is een laatste dualisme, een laatste illusie, die instort. Het ‘bewustzijn van’ blijkt dan een ‘bewustzijn zonder meer te zijn. Dat is de reden waarom in de Platformsoetra de spiegelmetafoor, hoe nuttig ook, uiteindelijk wordt opgeblazen. Het onderscheid tussen bewustzijn en waargenomen wereld is niet meer dan een gedachte en daarom sneuvelt ook dit concept als je ophoudt doorheen de gedachten te kijken.