13. De Boddhisattvageloften

Tot slot zou ik het nog even willen hebben over de bodhisattva-geloften. We hebben het in onze eerste drie gesprekken gehad over de fundamentele ongescheidenheid van het bestaan, de realisatie van die ongescheidenheid, en de weg tot die realisatie. Vandaag hebben we het gehad over de manier waarop die realisatie en onze omgang met de anderen mekaar wederzijds beïnvloeden omdat ze totaal niet gescheiden zijn.

De bodhisattva, herinner je, is het “verlichte wezen” dat het ideaal is van het mahayana. De bodhisattva is de mens die ontwaakt tot de ongescheidenheid; hij of zij kan niet anders dan in een natuurlijke reflex ook de anderen, die geen “anderen” zijn, te helpen ontwaken. Vanuit een diep gevoeld mededogen, kan je zeggen, maar dat diepe mededogen is natuurlijk niet anders dan de activiteit die als vanzelf voortkomt uit de ongescheidenheid. Stel je voor dat je wakker wordt uit een droom, en dat je merkt dat je handen en voeten nog in die droom zitten. Zou je dan niet proberen ze ook wakker te schudden?

Je maakt me nieuwsgierig…

Hoeveel wezens er ook zijn,
ik doe de gelofte ze te begeleiden op de weg van het ontwaken.

Hoeveel gehechtheden er ook zijn,
ik doe de gelofte me ervan te bevrijden.

Hoe uitgebreid het onderricht ook is,
ik doe de gelofte het helemaal te realiseren.

Hoe volmaakt de weg van de Boeddha ook is,
ik doe de gelofte hem tot het einde te gaan.

Deze tekst wordt in vele plaatsen na zazen gereciteerd. Dat is een mooie gewoonte en inderdaad: de kern van zen wordt erin geraakt en in herinnering gebracht.

Waarom doe je dat dan zelf niet?

Ik doe het niet omdat, en dat kan tegenstrijdig klinken, ik deze tekst juist zo bijzonder ernstig neem. Ik vind dat het een tekst is die je niet zegt als je hem niet begrijpt. Natuurlijk: wanneer begrijp je hem echt? Ik denk dat het een kwestie van intuïtief inzicht is. Maar ik hou er niet van als mensen die nog niet zo lang zazen beoefenen deze tekst in handen wordt gegeven met de mededeling: “doe maar gewoon mee”. Een gelofte is een gelofte! Die spreek je niet zomaar uit. Bovendien heb ik zelf niet de behoefte, zelf al sta ik er achter, om die gelofte dagelijks te herhalen. Ik heb ook een huwelijksgelofte gedaan, en ook die herhaal ik niet dagelijks luidop. Moest ik daaraan de behoefte voelen, zou dat betekenen dat er iets mis gaat.

Als ik het goed begrijp wordt deze gelofte uitgesproken in het openbaar wanneer je officieel toetreedt tot het mahayana boeddhisme, tot de zen.

Zo is dat. Een reden te meer om er niet licht over te gaan. Ik herinner me dat moment, ondertussen een paar decennia geleden, als een moment van overgave en openheid. Ik kan me ook voorstellen dat andere mensen hieraan mogelijk geen enkele behoefte voelen. Dat is geen enkel probleem. Je kan het natuurlijk ook gewoon doen, zonder een gelofte af te leggen. Het afleggen van geloften is een handig hulpmiddel dat je kan helpen met je beoefening. Maar het kan je ook blokkeren, als je het te snel doet, of gewoon om ergens bij te horen, of omdat je het als een soort einddoel beschouwt, of zelfs omdat je jezelf als een soort van spirituele superheld ziet. Dan is het een verdere stap weg van de weg. Dus zoals steeds is het een hulpmiddel dat met inzicht en helderheid gebruikt dient te worden.

Misschien kunnen we nog wat verder ingaan op de inhoud.

Merk op dat de eerste gelofte over de anderen gaat: dat heeft de prioriteit. Niet omdat het mahayana nu eenmaal een wat socialer aangelegde tak van het boeddhisme zou zijn, maar vanuit de vaststelling dat het gewoon zo werkt. Dat betekent ook dat onze eigen bevrijding niet gescheiden wordt gezien van de bevrijding van de anderen. Dat zou onzin zijn aangezien bevrijding er precies in bestaat dat er wordt ingezien dat er geen apart zelf is. Wanneer we van het begin af aan zazen doen voor het welzijn van iedereen, helpt dat al om deze ongescheidenheid in te zien, en zet dat ons al direct op het juiste spoor.

Dikwijls zeggen mensen “ik doe het gewoon voor mezelf hoor. Ik vind dat allemaal nogal hoogdravend en utopisch. Laat ons maar met beide voetjes op de grond blijven”.

In dat geval kan je ze gewoon laten doen. Ze zullen het later wel zien, of niet. Misschien heeft het te maken met een beperkt zelfbeeld. Misschien zien ze zichzelf als iemand die heel nuchter is, of heel bescheiden. Maar wanneer je een tijd zazen hebt gedaan, en je je beoefening hebt doorgetrokken in het dagelijkse leven, zal er een moment komen waarop al die identificaties in vraag gesteld worden of zelfs aan diggelen gaan. Het kan even duren, maar het is meer dan de moeite waard, om het zachtjes uit te drukken.

Soms hoor ik zeggen dat ook die vier geloften nog een beperkt standpunt vertegenwoordigen, omdat ze vanuit een “ik” gesteld zijn… en die “ik” heeft toch geen enkel apart bestaan? Zo lijkt het alsof ze dat illusoire ik bevestigen…

Dat is waar. Het is een mogelijke valkuil. Maar dat neemt niet weg dat ze een handig hulpmiddel zijn. Op het moment dat je je een apart individu voelt, kan je vanuit dat beperkte standpunt de vier geloften gebruiken als een uitweg. Op dezelfde manier sprak de historische Boeddha over de onbevredigendheid van het bestaan, omdat dat het uitgangspunt en de dagelijkse realiteit is van de meeste mensen. Maar hij wees erop dat er een uitweg is. Eens je die uitweg hebt gevonden en deze “poortloze poort” bent door gegaan, is er geen “ik” meer dat “anderen” helpt en is er evenmin een “onbevredigend” bestaan. Het is dan dat je de anderen écht kan helpen.  Lees het citaat aan het begin van ons gesprek er nog maar eens op na: je kan de anderen pas echt helpen als je beseft dat ze geen “anderen” zijn, dat ze niet echt een gescheiden bestaan leiden. En zo lang je zelf denkt een apart iets te zijn, kan je natuurlijk ook niet echt helpen. Kan een acteur, die zich compleet identificeert met zijn rol, anderen uit deze zelfde situatie bevrijden? Pas als hij zelf zijn illusies heeft doorzien, kan hij de anderen helpen hun illusies te doorzien. De illusies zijn trouwens dezelfde, en degene die ontwaakt is ook dezelfde. Want in tegenstelling met de metafoor van de acteurs gaat het hier om het ongedeelde bestaan dat zich voordoet als een veelvoud van individuen.

Nu klinkt het opnieuw alsof anderen helpen is weggelegd voor later, wanneer ik verlicht ben…

Helemaal niet. Het citaat uit de Diamantsoetra  wijst naar de meest fundamentele dimensie, dat is waar. Maar het is niet voor niks dat we in de zen zo benadrukken dat  we die oorspronkelijke ongescheiden natuur altijd al geweest zijn, altijd zullen zijn. De ongescheidenheid is geen abstract filosofisch begrip en evenmin een verafgelegen doel, het is de basis van ons bestaan! Daarom kunnen we ook vanuit die ongescheidenheid handelen, en is juist het belangeloos helpen van anderen het begin, de beoefening én het einde van het pad. En nu: actie!

Een menselijk wezen is een deel van het geheel dat we het universum noemen… Het ervaart zichzelf, zijn gedachten en gevoelens, als iets dat gescheiden is van de rest: dat is een soort optische illusie van het bewustzijn. Deze illusie is een soort van gevangenis voor ons, die ons beperkt tot onze persoonlijke verlangens en tot affectie voor een paar mensen die ons het meest nabij zijn. Onze taak moet erin bestaan ons te bevrijden uit die gevangenis door onze cirkel van mededogen uit te breiden tot hij alle levende wezens, en het geheel van de natuur in haar schoonheid omarmt. Niemand is in staat dit compleet te realiseren maar hiernaar streven is op zichzelf een stuk van de bevrijding en een basis voor innerlijke rust.

Albert Einstein, geciteerd in The New York Post, 28 november 1972


Luc De Winter, Ho Sen Dojo,  12 maart 2018
©Luc De Winter 2018