12. De tien voorschriften

1. Niet doden

Je zou dit ook positief kunnen formuleren als “heb respect voor het leven”.

Anderen doden is een daad van geweld, die ontstaat vanuit een gevoel van gescheidenheid. Als dusdanig past dit dus niet in een verlichte kijk op het bestaan. Ook anderen helpen te doden valt natuurlijk onder dit voorschrift.

Hoever kan je gaan hierin? Geen zoogdieren, gewervelden, planten, bacteriën doden?

Goede vraag! Zo zie je maar dat dit voorschrift dat door vele boeddhisten als een soort van dogma wordt beschouwd, ook relatief is! Ons lichaam doodt onophoudelijk virussen, bacteriën en wat nog allemaal van micro-organismen. Over het algemeen is het zo dat hoe meer een organisme op de mens lijkt, hoe sympathieker we het vinden en hoe minder geneigd we zijn het te doden… is dat dan geen soort racisme? Vogels en vissen staan verder van ons af dan zoogdieren. Ongewervelden, insecten, eencelligen, daar voelen we nog minder empathie voor.

Een mug, bij voorbeeld? Sla jij die niet plat?

Nee. Waarom zou ik? Als we niet meegaan in de irritatie die opkomt, wanneer we ons niet laten meevoeren door de gedachte van “ai, die gaat mij steken”, waar is dan het probleem? Een dier dat een reëel gevaar vormt zal ik vermijden of indien het niet anders kan, doden. Maar dat laatste gebeurt maar heel zelden.

Je vermijdt dat vanwege het voorschrift?

Nee, ik voel dat gewoon zo. Dat is altijd zo geweest.

Wat met het doden van iemand die op het punt staat meerdere andere mensen te doden?

Laat ons er van uitgaan dat dan het principe van het grootste goed wordt gehanteerd…

En euthanasie?

Stel dat je geen euthanasie toepast om het voorschrift te volgen. Is dat dan in overeenstemming met de geest die erachter zit, van respect voor het leven? Wanneer iemand teveel lijdt, kan het een daad van mededogen zijn van dit lijden te beëindigen. Respect voor het leven betekent niet: je er te erg aan hechten. Alles wat ooit geboren is, zal ooit sterven. In onze maatschappij wordt de dood als een soort van ondraaglijk onrecht verdrongen. Tegelijk doden we systematisch de natuur op aarde, en ontwerpen we steeds nieuwe wapens om doeltreffender oorlog te voeren. Ik denk dat de mensheid zowel meer respect voor het leven dient te ontwikkelen, als dat ze zich er meer van dient te onthechten.

Om terug te keren naar euthanasie: het is van het grootste belang om op het moment dat een keuze gemaakt dient te worden, alle factoren helder te bekijken en dan te zien wat er moet gebeuren. In ieder geval moeten de behoeftes van de persoon in kwestie onderkend en gerespecteerd worden. Want de behoeftes van een ander niet zien, is ook een vorm van doden – zelfs als je het lichaam in leven houdt.


2. Niet stelen

Zou je positief kunnen formuleren als: “respecteer het bezit van anderen”.

Ook stelen is een handeling die vertrekt vanuit een gevoel van gescheidenheid: de ander bezit iets wat ik niet bezit, dus ga ik dat stelen. Er zit natuurlijk een geest van hebzucht, van grijpen achter. Dat linkt dit voorschrift aan het negende: niet gierig zijn.

Zo gauw je steelt, wordt zowel de gemoedrust van je slachtoffer als die van jezelf verstoord.

Ik denk dat er dikwijls gestolen wordt, naar bezittingen gestreefd wordt,  om zich veilig te voelen..

Dat is zo. Het afgescheiden zelfgevoel wil zich verdedigen, wil op alles voorbereid zijn. Daarom omgeeft het zich met bezittingen, met spullen. Sommigen zijn misschien nuttig om overleving te verzekeren, andere zijn puur neurotisch…

Zijn er gevallen dat we toch mogen stelen?

Wat denk je?

Wel, als je echt geen eten hebt, of als je kind ondervoed is, kan je eten stelen – het principe van het grootste goed…

Kan je alleen dingen stelen?

Misschien kan je tijd stelen van iemand? Aandacht stelen? Ideeën stelen?

Het is goed om altijd aandachtig te zijn voor onze grijpende instelling.


3. Niet liegen

Hoe zou je dat positief kunnen stellen?

De waarheid spreken.

Wie steeds de waarheid spreekt, staat na verloop van tijd heel sterk en vindt een grote gemoedsrust.

Waarom liegen we? Om iets te verkrijgen, de situatie naar onze hand te zetten…zie je het grijpen dat erachter zit?  Ook hier ontstaat weer direct een spanning die onheilzaam is.

Liegen als positieve daad, gaande van het zogenaamde “leugentje voor bestwil” tot een groter bedrog voor een groter goed, kan ook.

Kan je daar een voorbeeld van geven?

Een klassiek voorbeeld is: stel dat je tijdens de Tweede Wereldoorlog een joods gezin verstopt hebt in je kelder. De Duitsers vragen je ernaar, maar je ontkent. Dat is een leugen.

Dat is nu wel een extreem voorbeeld…

Ok, neem dan dit: iemand vertelt je een aantal persoonlijke dingen, in het vertrouwen dat je ze niet voort verteld. Maar op een later moment vraagt iemand daar naar. Je kan dan “niet liegen” en al die gevoelige informatie delen; of je kan zeggen dat je van niks weet en je van de domme houden.

Zaak is zoals steeds: helder zien wat je beweegredenen zijn… en wat het resultaat is…

Precies!


4. Jezelf niet intoxiceren

Positief gesteld: wees helder en alert; respecteer je lichaam?

Dit voorschrift wordt in verschillende boeddhistische scholen erg uiteenlopend geïnterpreteerd: van absoluut geen alcohol, tot niet teveel alcohol, dat laatste is een erg rekbaar begrip natuurlijk.

In het theravada zijn deze bepalingen voor monniken erg strikt voor zover ik weet. In het mahayana en dus ook in de zen wordt er vrijer mee omgesprongen.

Toen Taisen Deshimaru als jongeman naar Kodo Sawaki ging om zazen te leren, zei Kodo:

“Waarom zou je zazen doen? Je kan beter sake drinken!”, en hij haalde een fles boven. Deshimaru antwoordde “Maar boven de toegangspoort van de tempel staat toch “hier zal geen alcohol binnenkomen”?” Sawaki zei: “Ja, maar deze fles is langs de achterdeur binnengebracht.”

Nu, als we zo’n verhalen begrijpen als een aanmaning om niet dogmatisch te zijn is dat goed. Wanneer we ze aangrijpen om te rechtvaardigen dat we ons ladderzat drinken is dat natuurlijk niet zo best.

Waarom intoxiceren mensen zich met alcohol, tabak, andere drugs, allerhande hedendaagse media, concepten…? Dat is de fundamentele vraag die we ons moeten stellen.

Misschien omdat het nuchtere leven voor hen onbevredigend is?

En waarom is het voor hen onbevredigend?

Teveel stress, spanningen? Emotionele pijn? Misschien ervaren ze het als te saai? Misschien begint het als een snoepje, maar wordt het een fysieke of geestelijke afhankelijkheid?

Ik denk dat dat de fundamentele vraag is die we ons moeten stellen. Zolang we het leven als onbevredigend ervaren, is dat een signaal dat we het beschouwen als een ik dat een leven ervaart, een ik dat in een wereld  leeft. Wanneer deze visie doorprikt wordt zal een heel andere, bevrijde benadering teruggevonden worden. Maar zelfs dan kunnen oude patronen nog lang blijven hangen….


5. Geen lijden veroorzaken door seksualiteit

Dit is een moeilijke. Je vindt het voorschrift betreffende seksualiteit op  verschillende manieren geformuleerd, Alleen al de uiteenlopende formuleringen duiden op de complexiteit van dit onderwerp.

Waarom is het zo complex?

Seksualiteit maakt nu eenmaal deel uit van het mens-zijn! Want zonder seks zou er geen mensheid zijn, dat is duidelijk. We moeten eten, drinken en ademen om als individu in leven te blijven, maar we moeten ons bovendien voortplanten om als soort te blijven bestaan. Daarom is het een heel diepgeworteld instinct. Maar in tegenstelling tot eten en drinken, dat we allemaal ongeveer even veel en even regelmatig hoeven te doen, loopt de persoonlijke behoefte aan seks sterk uiteen.

Is het nu eigenlijk een fundamentele lichamelijke behoefte,  of een geestelijke? Of is het een verlangen, dat je in principe kan loslaten?

Je ziet hoe moeilijk het ligt. Ik denk dat het deels al die dingen is, en nog eens: voor iedereen ligt het anders.

In nogal wat spirituele en religieuze tradities is elke vorm van seksualiteit onder de mat geveegd, en als ik me niet vergis heeft dat tot nogal wat problemen geleid…

Dat kunnen we gerust zeggen, ja. Alles wat je onderdrukt, komt op een andere manier weer boven –  en dikwijls is het dan op een destructieve, gevaarlijke manier.

Is het  celibaat dan wel een goede zaak?

Ook hier weer is het onmogelijk om algemene uitspraken te doen. Wie bewust toetreedt tot een celibataire leefgemeenschap verdient alle respect. Voor sommigen is dat juist en waardevol. Voor anderen is het dan weer een verkeerde keuze. Misschien zou het goed zijn als de leiders van die celibataire gemeenschappen er nauwgezet op zouden toezien, dat niemand een engagement aangaat dat niet geschikt is voor hem of haar. Maar ook dat ligt natuurlijk niet zo eenvoudig!

Maar hoe is dat wantrouwen tegenover seksualiteit ontstaan?

We moeten twee dingen goed uit mekaar houden: aan de ene kant zijn er de richtlijnen voor monniken en nonnen, die in vele – maar niet alle – gevallen celibatair leven; en aan de andere kant de richtlijnen voor de leken. Laat ons beginnen bij het eerste.

In de meeste spirituele tradities bestaan er gemeenschappen, die samen wonen om een doorgedreven spirituele beoefening mogelijk te maken. Nu, in die gemeenschappen is de beleving van seksualiteit om verschillende redenen niet wenselijk. Ten eerste zouden er kinderen uit kunnen voortkomen (zeker vroeger toen de anticonceptiemethodes nog beperkt waren); het grootbrengen van die kinderen zou teveel energie vragen en teveel afleiding met zich meebrengen. Ten tweede zouden door seksualiteit koppels ontstaan, die de verhoudingen binnen de groep zouden ontregelen. Ten derde zou de seks op zich een afleiding kunnen zijn, die teveel energie vraagt, zeker als er een sterke gehechtheid aan zou bestaan. Met andere woorden: het bracht teveel gedoe met zich mee; daarom werden de leden van deze gemeenschappen gevraagd celibatair te blijven. Dat is uiteraard ook de reden waarom ze doorgaans enkel mannelijke of enkel vrouwelijke leden toelaten.

Hetzelfde geldt voor mensen die zich in eenzaamheid aan een diepe spirituele beoefening willen overgeven. Een partner, maar vooral de kinderen die het gevolg zouden zijn, zouden allerlei verplichtingen met zich meebrengen.

Er is ook de idee dat seksuele energie door onthouding wordt getransformeerd in spirituele energie.

Tenslotte heerste er dikwijls de opvatting dat seksualiteit op zich iets onrein was. In zekere zin was dat vermoedelijk gebaseerd op de overwegingen die ik zojuist aanhaalde, in het bijzonder dan op de eigenschap van seksualiteit, sterke verlangens op te wekken die erg betoverend kunnen zijn. Daar is natuurlijk iets voor te zeggen. Toen men Shunryu Suzuki vroeg wat hij hierover te zeggen had, zei hij: “Het is als je tanden poetsen. Op zich is het goed, maar je moet het niet de hele dag door doen.” (Bij een andere gelegenheid beantwoordde hij een vraag over seksualiteit gevat: “Seks: problem!  No seks: problem!”)  Maar er is een groot verschil tussen waarschuwen voor een te grote gehechtheid aan seksualiteit en het bestempelen van seks als intrinsiek onrein. Trouwens, in het oude Japan werden vrouwen zelf als intrinsiek onrein beschouwd omdat ze menstrueerden. Ook de geïnstitutionaliseerde zen is daarin meegegaan en heeft deze opvatting op een actieve manier levend gehouden. Een reden temeer om in onze hedendaagse oprechte beoefening voortdurend naar de kern te gaan en culturele bagage niet klakkeloos mee over te nemen. Een dergelijke “zen” heeft natuurlijk niets meer te maken met een weg van bevrijding.

Zo gebeurde het dat het celibaat geassocieerd werd met spirituele beoefening. Een spiritueel mens staat boven seksualiteit, dat was de opvatting die onbewust verankerd geraakte in de gedachten van de mensheid. Het is een beetje zoals mensen, die zich niet kunnen voorstellen dat hun idool niet evenals ieder ander naar de wc moet.  Allerlei bovenmenselijke eigenschappen worden geprojecteerd.

Ik kan me voorstellen dat heel wat mensen het hier toch niet mee eens zijn. Zij zullen zeggen dat seksuele onthouding een voorwaarde is voor ware spiritualiteit.

Dat weet ik best. Maar is dat zo?

Wel ze zullen zeggen dat spirituele ontwikkeling samen gaat met onthechting, en dat is dus ook onthechting van seksualiteit.

Hoe komt het dan dat er zoveel gevallen bekend zijn waarin geestelijken, zowel in christendom als boeddhisme, toch niet meegaan in dit verhaal? Zijn die allemaal fout? Wijst dat er niet op dat seksualiteit voor minstens een deel van de mensen toch een lichamelijke en/of geestelijke behoefte is die je niet zomaar kan loslaten? Je kan je er bovenmatig aan hechten, dat is waar, maar dat geldt toch ook voor eten, drinken, rust, gezelschap, lichaamsbeweging?

Maar in de zen is er toch geen celibaat voor monniken en leraars?

Dat is een merkwaardig verhaal. Het celibaat voor monniken werd in de zen afgeschaft door de Japanse regering in de tweede helft van de 19e eeuw. Het was een poging om de zen, die volgens hen teveel invloed had, te verzwakken.  Zelf denk ik dat deze situatie uiteindelijk juist de positie van zen heeft versterkt. Iemand die het leven in koppel, in een gezin van nabij kent staat veel meer met beide voeten in de aarde van het alledaagse wereldse leven. Hij zal dus niet alleen zelf veel meer met alle omstandigheden geconfronteerd worden die leiden tot verdieping, hij zal ook veel beter anderen die zich  in deze situatie bevinden, kunnen helpen. En misschien nog het belangrijkste: op deze manier kan de opvatting dat spirituele beoefening het celibaat vereist ontkracht worden.

Ja want neem nu iemand die aseksueel is… is die daarom spiritueler dan een ander?

Natuurlijk niet. Weet je, ik heb het al meermaals meegemaakt dat iemand zei: “Zo, je bent dus zenmonnik. Wat mag je allemaal niet?” Als ik dan zeg dat ik in principe niet celibatair hoef  te zijn, en dat ook niet ben, en dat ik ook niet verplicht ben mijn hoofd kaal te scheren of zelfs vegetariër te zijn, dan zijn ze heel teleurgesteld. “Dan kan ik het ook.” Alsof spiritualiteit bestaat uit het naleven van verbodsbepalingen. Dat is natuurlijk een heel kleinzielige, schoolse visie. Dat heeft met ware bevrijding niets te maken. In feite schuilt er zelfs een heel egocentrische houding achter: “Als ik me dat en dat en dat ontzeg voor zolang, zal ik wel beloond worden daarvoor”. Hiermee ontken ik de waarde van soberheid niet, want hoe meer je verblijft in openheid, hoe minder je blijkt nodig te hebben. Dat ontdekken en beleven is een ware vreugde. Maar nog eens, dat heeft niets te maken met jezelf op een krampachtige manier disciplines opleggen.

En hoe zit het nu met de richtlijnen voor mensen die wél seks mogen hebben?

Dan komen we natuurlijk bij dit voorschrift terecht, dat zoals gezegd op heel verschillende manieren wordt geïnterpreteerd. Mogelijk is er een grote invloed geweest vanuit het “voorbeeld” van celibataire geestelijken, dat de indruk wekte dat het eigenlijk beter is om geen seks te hebben, of toch niet als je spiritueel wil zijn.

Waarom bestaat er eigenlijk een voorschrift over seksualiteit, en niet bij voorbeeld over eten? Niet eten op een manier die lijden veroorzaakt?

Goede vraag! Ik denk dat het vooral, nogmaals, de complexiteit is die hier tot tal van situaties kan leiden. Seksualiteit bestaat niet op zich, maar is vervlochten met emoties, relaties, jaloezie, voortplanting, heeft bovendien een medische kant, denk maar aan geslachtsziekten, enzovoort.

Daarom dat ik de formulering “veroorzaak geen lijden met je seksualiteit” best geslaagd vind. het is een uitnodiging jezelf voortdurend in vraag te stellen hierover. Hoe kan lijden ontstaan via seksualiteit volgens jou?

Wel eh, misschien door je instinct blindelings te volgen zonder het te temperen? Maar ook door je behoeftes te onderdrukken? Door de ander niet te respecteren? Door vanuit een gescheidenheid te handelen?

Blijf onderzoeken. Blijf helder.

Wat mij opvalt wanneer mensen mij over seksualiteit komen spreken, is dat er zo goed als altijd een schuldgevoel aan verbonden is.  Nu is het een goede zaak om je eigen gedrag in vraag te stellen. Als je merkt dat je lijden veroorzaakt hebt of dreigt te gaan veroorzaken is het goed je voor te nemen dat in het vervolg te vermijden. Maar schuld is iets totaal anders. Een schuldgevoel  zorgt ervoor dat je gaat vastzitten in een oordeel dat grote schade toebrengt aan jezelf en je omgeving, en dat trouwens ook het gevoel van een apart zelf, dat dan ook nog eens “slecht” is, versterkt. Het is dus van het grootste belang, dat een voorschrift over seksualiteit geen schuldgevoel genereert. Trouwens hoe meer geslachtelijkheid onderdrukt wordt, des te heviger zal men ze bij anderen veroordelen, en des te sterker zal tenslotte ook de innerlijke strijd worden, die dan weer aanleiding geeft tot of frustratie en schuld. Een vicieuze cirkel, die veel ellende met zich meebrengt.


6. Anderen niet neerhalen

7. Jezelf niet ophemelen

Deze twee zijn erg verwant, en daarom stel ik voor dat we ze samen bespreken.

Hoe zou je ze positief formuleren?

Misschien als:

“kijk positief naar anderen, respecteer en waardeer ze” en “wees bescheiden” ?

Ja dat is goed…  we zouden ook kunnen zeggen “aanvaard anderen en jezelf zoals je bent!”

Waarom zouden we anderen eigenlijk neerhalen?

Om er zelf beter uit te komen natuurlijk. Onszelf ophemelen doen we om dezelfde reden… De neiging om onszelf in een beter daglicht te willen stellen is afkomstig van het gevoel, dat ik zoals ik ben,  onvoldoende ben. Het IK moet opgeblazen worden, eventueel door de concurrentie te bekritiseren… Voor een stuk kan je dat beschouwen als een functie van het ego, dat verdedigingsmechanisme dat dat aparte ikje, dat zich lijkt te vertonen, moet beschermen.

Wie diep doorheeft dat hij of zij geen wezenlijk apart zelf is, zal hiertoe nog nauwelijks  aandrang voelen.

Als ik het goed begrijp, is er dus eerst dat gevoel van een apart zelf te zijn. Dat virtuele zelf probeert dan de illusie in stand te houden dat het echt bestaat, en daarvoor moet het zichzelf opblazen en anderen neerhalen…

Ik denk dat deze voorschriften precies hierover gaan. We kennen waarschijnlijk allemaal wel mensen die de hele tijd zo functioneren, op een heel opvallende manier. Toch is het interessant om helder te zien hoe we het soms op heel subtiele manieren doen.

Ik heb dat zesde voorschrift ook wel gehoord als “niet bekritiseren”.

Dat is niet correct. Het is absoluut noodzakelijk niet alleen onze eigen acties en overtuigingen, maar ook die van anderen op tijd en stond in vraag te stellen, en indien nodig kritiek te uiten.  Zo’n kritiek dient vanzelfsprekend opbouwend en subtiel te zijn, gericht op het veranderen van de ander zijn instelling; aansturen op een conflict moet vermeden worden want dat is over het algemeen contraproductief….

Het grote verschil zit er natuurlijk in, dat een weloverwogen en opbouwende kritiek vanuit het grotere geheel gedacht is, niet omdat ik de ander wil neerhalen om er zelf beter uit te komen.

Een goed principe dat ikzelf altijd bewust probeer toe te passen is: wanneer je iets afwijst, stel er dan altijd iets positief, bij voorbeeld een alternatief plan, voor in de plaats. Wanneer je tegen iemand zegt “Doe dat niet op die manier” laat dan zien of leg dan uit op welke manier het beter gaat. Als je dat niet direct kan, zoek dan samen hoe het beter kan.

Een ander belangrijk principe: geef nooit kritiek op de persoon, maar op zijn handeling. Dat is heel belangrijk.  Zelf hoor je ook liever “ ik vind wat je daar en toen gedaan of gezegd hebt wat ongelukkig” dan “je bent een idioot”.  Door de handeling te duiden zal de persoon zich niet persoonlijk aangevallen voelen en zal je kritiek veel gemakkelijker als positief ervaren worden.


8. Niet kwaad worden

Wat is kwaadheid? Energie die vrijkomt wanneer geest en/of lichaam geïrriteerd worden, wanneer ze over hun grenzen gaan. Die kwaadheid-energie is als een vulkaanuitbarsting, die zegt “nee, stop, genoeg!”.

Dat is op zich toch niet goed of slecht?

Dat denk ik ook. Het is in wezen een mechanisme dat zijn reden van bestaan heeft! Natuurlijk, als je in je kwaadheid blijft vastzitten is het niet goed. Wanneer je om het geringste kwaad wordt is dat ook niet juist. Ook wanneer je kwaadheid aanleiding geeft tot effectieve agressie moet je oppassen. In deze gevallen is het goed om te denken aan het voorschrift “Niet kwaad worden!”.

Maar in andere gevallen…

Moeten we de kwaadheid positief aanwenden!  Dikwijls komen mensen me zeggen: “ik had niet kwaad moeten worden.” Dat kan het geval zijn, maar het kan ook zo zijn dat ons systeem kwaad wordt om iets duidelijk te maken. Misschien hebben we te lang dingen gedaan die we eigenlijk niet wilden doen, onder invloed van anderen. Misschien hebben we spanningen opgekropt. Alles wat we onder de mat vegen komt vroeg of laat boven, zoals ik al zei. De kwaadheid is dan als iemand die niet gehoord wordt en uit onmacht begint te roepen.  Dat is dan een laatste strategie die ingeschakeld wordt omdat de andere niet werkten. Het is beter ze te voorkomen, maar als het breekpunt nu eenmaal bereikt is, is het nodig ernaar te luisteren, en te zien wat het ons te vertellen heeft, wat er achter zit!

Dus kwaadheid niet onderdrukken, maar hoe voorkomen we dan dat we anderen fysiek of verbaal aanvallen?

Als daar gevaar voor is, denk dan aan dit voorschrift! Een eeuwenoude truc is tot tien tellen of zelf weg gaan. Zo vermijd je stommiteiten te doen als je meegevoerd wordt door de energie van de emotie.

Dan gebruik je de energie niet, dan luister je er alleen naar. Wanneer kan je ze echt gebruiken in menselijk contact?

Kwaadheid, indien gedoseerd, kan helpen iets met kracht te zeggen, met de juiste stemverheffing; of ze kan ons in staat stellen het te zeggen wanneer we tevoren niet durfden. Soms is het goed om al eens kordaat uit de hoek te komen.

Hoe kan je je energie doseren?

Door met de kwaadheid in intiem contact te verblijven. Door gewaar te zijn. Wanneer je ze niet bewust voelt gaat ze met je aan de haal – dat geldt voor alle emoties.

En dat leer ik door…

… veel zazen te doen en in het algemeen heldere aandacht te beoefenen bij alles wat je doet!


9. Niet gierig zijn

Niet gierig zijn… is dat niet hetzelfde als vrijgevig zijn?

Ik denk het ook. Alleen is het hier geformuleerd als een verbod, om ons krachtig een halt toe te roepen  op het moment dat je een onvrijgevige,  handeling gaat stellen…

Misschien kan je het ook wel uitbreiden tot: niet hebzuchtig of gulzig zijn, niet krampachtig grijpen…


10. De “Drie Schatten” niet bekladden

De “Drie Schatten”?

Dat zijn:

Boeddha, de historische grondlegger; maar ook: onze ware natuur.
Dharma, zijn onderricht; maar ook: de wetmatigheden van het bestaan.
Sangha, de gemeenschap van iedereen die beoefent; of meer strikt, de gemeenschap van monniken en nonnen.

Ik veronderstel dat dat voorschrift er bij zit omdat dat wel degelijk gebeurde?

Waarschijnlijk! Als je het mij vraagt heeft dit voorschrift twee kanten. Aan de ene kant is het belangrijk respect te hebben voor de grote waarden van het boeddhisme; er schamper over doen is weinig constructief.

Aan de andere kant is het belangrijk geen enkel onderricht slaafs na te volgen, maar het zelf te realiseren. Daarvoor is een gezonde kritische instelling belangrijk. Je kan de Drie Schatten ook bekladden, respectloos behandelen, door ze op een kleingeestige, dogmatische manier te begrijpen en over te brengen. Het is essentieel dat een spiritueel onderricht altijd vanuit een weidse open geest wordt begrepen en gegeven. Zie dit voorschrift dus als een uitnodiging om regelmatig te controleren of we er geen beperkte enggeestige interpretatie van het boeddhisme of de zen op na houden.