11. De voorschriften – inleiding

Eerder dan geboden uitgevaardigd door een persoonlijke god zijn deze tien voorschriften  raadgevingen die als enig doel hebben zoveel mogelijk lijden te voorkomen. Toch zijn ze  heel direct en concreet opgesteld, als een soort verbodsbepaling. Herinner je dat ik ethiek graag in drie niveaus verdeel. Wanneer de eerste twee niveaus (handelen vanuit ongescheidenheid en handelen vanuit conventionele, positief gestelde ethiek) op een bepaald moment falen, is er nog altijd dat van de voorschriften (negatief gestelde ethiek: “niet…”) als laatste redmiddel. Het is natuurlijk van het grootste belang dat je ze goed verinnerlijkt hebt want anders kan je ze in geval van nood niet gebruiken – dan zijn ze als een reddingsboei die te ver weg hangt!

Net zoals de andere paramita’s zijn ze uitdrukking van het verlichte leven, of dat nu expliciet gerealiseerd is of niet. Daarom vormen ze ook wegwijzers naar dat verlichte leven.

Je zou kunnen denken dat, hoe verder je je op de weg bevindt, hoe minder je nood hebt aan deze bepalingen, omdat je ze van nature uit niet zal verbreken. Hoe waar dat ook is, toch kan je ze steeds verder verfijnen en verdiepen, zodat ze toch altijd een bron van inspiratie blijven. We zullen dat bij de bespreking van de individuele voorschriften aan bod laten komen.

De voorschriften laten ruimte open voor interpretatie zodat ze in verschillende scholen anders opgevat zullen worden.

Het is natuurlijk van het grootste belang deze korte begrippen genuanceerd te begrijpen, en er geen ongezonde moraliteit van schuld op te baseren.

De tien voorschriften zijn:

1) Niet doden.
2) Niet stelen.
3) Niet liegen
4) Jezelf niet intoxiceren.
5) Geen seksualiteit die tot lijden leidt
6) Anderen niet neerhalen
7) Jezelf niet ophemelen
8) Niet kwaad worden
9) Niet gierig zijn
10) De “Drie Schatten” niet bekladden.