4. Goed en kwaad – het verhaal van de boer

Ik heb toch nog een twijfel… aangezien er absoluut gezien geen gescheidenheid is, doe ik wat ik een ander aandoe, mezelf aan en zal ik anderen even zorgzaam tegemoet treden als ik mezelf behandel. Dat is wat je zegt?

Ja, akkoord, op voorwaarde dat je deze “mezelf” niet als dit individu interpreteert, maar als de ongescheiden stroom van zijn, de ongescheiden werkelijkheid.

Goed, maar het werkt toch ook in de andere richting? Want als ik er nu voor kies om een leven te leiden van diefstal en bedrog, wel, dan… bedrieg en besteel ik toch enkel maar mezelf?

Mooi bedacht, maar het ongescheiden bestaan werkt zo niet. Als er geen toestand van verkramping in stand wordt gehouden, als er geen waandenkbeeld over een gescheiden bestaan meer is, dan functioneert het menselijk wezen in harmonie met zijn omgeving (ik vertrek nu even van het dualistische wereldbeeld). Dan ga je niet bedriegen,  stelen enzovoort.  Tenzij het nodig is.

Nodig is?

Ja, natuurlijk, in geval van nood kan het mogelijk zijn om voedsel te stelen; wanneer iemand dreigt een aantal mensen te doden, en de enige mogelijkheid om dat te voorkomen is deze persoon zelf te doden, dan kan dat.

De wet van het grootste goed?

Zo kan je het noemen.

Een ander punt: dikwijls wordt er in nondualistische onderrichten gesproken over de onscheidbaarheid van de polen: hoog bestaat niet zonder laag, klein niet zonder groot, mooi niet zonder lelijk.. ze zijn als de uiteinden van een stok: zaag je er een stuk af dan heb je opnieuw twee uiteinden.  Als we dat nu toepassen op goed en kwaad: geen goed zonder kwaad… betekent dat dan niet dat zelfs het meest verheven ethische gedrag nooit de balans goed/kwaad in de wereld zal kunnen veranderen? Moeten we het kwaad in de wereld niet gewoon aanvaarden vanuit dit perspectief?

Zo gauw je spreekt over die polariteiten gaat het over de concepten waarmee het denken de werkelijkheid opdeelt (maar die concepten en die indeling maken ook deel uit van de ongedeelde werkelijkheid!). Denk aan het verhaal van de boer. De paarden van een boer breken ’s nachts uit. Zijn buur zegt: “ai, wat erg!” Maar de boer blijft gelijkmoedig en zegt: “we zullen zien!”. De volgende dag komen zijn paarden terug en brengen ze een aantal wilde paarden mee, zodat hij er nu twee keer zoveel heeft. Zijn buur zegt: “Maar dat is fantastisch!”; de boer zegt: “Och ja.” De volgende dag breekt zijn zoon, die de wilde paarden trachtte te berijden, zijn been, en de buur slaat aan het jammeren, terwijl de boer onverstoorbaar blijft. Kort daarop is er oorlog en het leger komt jonge mannen halen om ze naar het front te sturen – maar de zoon kan niet mee omdat hij zijn been gebroken heeft… en zo kunnen we eindeloos verder gaan. Eén keten van gebeurtenissen, die niet te scheiden zijn, benoemt de dwaas als afwisselend goed en slecht. De wijze spreekt zich daar niet over uit. Als een leeuw een antilope vangt is dat een goede zaak voor de leeuw en een slechte voor de antilope, dan heb je “goed” en “kwaad” tegelijkertijd zelfs –  een kwestie van standpunt. Maar het standpunt van de leeuw of van de gazelle innemen is een deel uit de ongescheiden werkelijkheid nemen en dat dan apart bekijken – dat is een illusie. Stel dat ik met mijn hoofd ergens tegenaan dreig te stoten, me in een reflex terugtrek en daardoor mijn voet verstuik: is dat dan goed voor mijn hoofd en slecht voor mijn voet? Gaan we dat dan zo bekijken?

En als je tegelijk je hoofd stoot en je voet verstuikt? Als leeuw en antilope allebei omkomen in een bosbrand?

Elk levend wezen is ooit geboren en moet ooit sterven! Geen leven zonder dood! En toch zijn we blij als er een kind wordt geboren, en zijn we triest wanneer iemand sterft. Maar zo gaat het: onze gemoedsgesteldheden staan onder invloed van omstandigheden, en op dat niveau is er geen blijdschap zonder verdriet.

Je spreekt toch altijd over die vrede en vreugde die niet afhankelijk zijn van omstandigheden?

Dat klopt. Vanuit het gevoel een apart zelf te zijn, zal er altijd een wrijving zijn tussen dat zelf en de wereld die het rond zichzelf meent te zien. De wereld zal nooit zijn zoals dat zelf het zou willen, zelfs als er korte momenten zijn waarop dat wel zo lijkt te zijn – maar ook dat is een illusie. Als dat zelfgevoel doorprikt is, blijven er fysieke en emotionele pijn opduiken, maar omdat daar geen weerstand tegen is, worden ze geen lijden – tenzij ze je opnieuw meesleuren in een zelfgevoel.

Laat dat diep doordringen: eerst is er de illusie van een apart zelf, en dan gaat dat illusoire zelf ontevreden zijn over de werkelijkheid. Zo stapelen de illusies, en dus ook het lijden zich op.

Kunnen we niet zeggen dat er absoluut gezien geen goed en kwaad is; maar op het relatieve niveau wel?

Ja, dat kan je zeggen, op voorwaarde dat je twee dingen heel goed begrijpt:

Ten eerste mag je beide niveaus niet door elkaar halen – dat gebeurt nog al eens helaas. Dat zou dan betekenen dat je daden, die vanuit het gevoel van gescheidenheid worden gesteld, verantwoord worden met “Ja maar, absoluut gezien is er geen goed of kwaad, dus dat is ok”.

Ten tweede mag je niet vergeten niet dat het relatieve en absolute niveau niet van elkaar gescheiden zijn! Ze zijn als twee kanten van één medaille. Dat is het onderricht waar de Sandokai zozeer de nadruk op legt; en de Diamantsoetra deed dat al eeuwen vroeger, zelfs door de ethische consequenties hiervan ondubbelzinnig te verwoorden (zie het citaat bovenaan deze tekst).  Hij stelt dat het van het grootste belang is om alle wezens naar de verlichting te leiden, in het volle besef dat er geen aparte wezens zijn; en het is juist omdat er geen aparte wezens zijn, dat ze bevrijd en verlicht kunnen worden: want dat is de realisatie van onze ware, ongescheiden natuur… En het is ook daarom dat we ze niet alleen begeleiden op het pad van de verlichting, maar ook dat we ze bijstaan in al hun noden – dat is precies wat Jezus uitdrukt in het andere citaat.