10. Gelijkmoedigheid

Gelijkmoedigheid (Sanskriet: upekha) is de vierde en laatste van de brahmavihara. Dikwijls reageren mensen in eerste instantie een beetje negatief op deze term, omdat ons zo ingeprent is dat we passioneel moeten zijn, bewogen en bevlogen! Ik herinner me dat een aantal jaar geleden bijna elke reclamecampagne het woord passie gebruikte als ultieme verleider…

Ik denk dat de mensen het verwarren met onverschilligheid.

Maar onverschilligheid is het natuurlijk helemaal niet!

Ten eerste is gelijkmoedigheid geen staat van sufheid, of van je loskoppelen van je beleving, Je beleeft elke waarneming, elke emotie in volle intensiteit, maar blijft er niet op vast zitten. Je laat het verschijnsel dat opgekomen is op natuurlijke wijze voorbijgaan, zodat je onmiddellijk open en beschikbaar bent om het volgende tegemoet te treden. Dat is natuurlijk precies wat zich afspeelt in zazen. Op deze manier wordt het leven oneindig veel kleurrijker en boeiender. Denk aan een kapitein die zijn schip door een storm leidt: als hij bij elke golfslag omvalt kan hij niet sturen; maar wanneer hij stabiel blijft staan, door elke beweging te voelen maar er niet in mee te gaan, kan hij probleemloos door de storm varen.

Dat brengt ons meteen bij het tweede punt: zo zal hij zijn passagiers veilig thuisbrengen. Want het is moeilijk om voor de anderen te zorgen als je niet zelf je stabiliteit gevonden hebt. Je kan geen drenkeling redden als je mee verdrinkt.

En ook niet als je aan de kant blijft staan!

Dat zou onverschilligheid zijn, inderdaad! Dus gelijkmoedigheid betekent echt: je in de volheid van het leven begeven zonder meegesleurd te worden door de omstandigheden. In de wereld zijn, maar niet van de wereld.

Dus gelijkmoedigheid is er zowel naar je eigen emoties en beslommeringen enzovoort toe, als naar die van de anderen.

Ja, het heeft dan ook een duidelijk ethisch aspect. Naar gelang het naar buiten of naar binnen gericht is…

Je zegt altijd dat er geen buiten of binnen is!

Zo gauw we over anderen spreken, zitten we op het relatieve niveau. Ik wil maar zeggen: stel dat je hevige hoofdpijn hebt. Je kan die voelen, maar gaat die, vanuit de gelijkmoedigheid die je vindt, niet dramatiseren. Je zegt misschien zelfs: och, het is maar een hoofdpijntje… maar wanneer iemand anders hevige hoofdpijn heeft en dat zegt, kan je beter niet zeggen: “och, het is maar een hoofdpijntje”. Dat zou inderdaad als onverschilligheid kunnen overkomen. Het is natuurlijk essentieel dat je je bezorgdheid en meevoelen uitdrukt naar die persoon toe, en misschien is er een opening waarin je op subtiele wijze kan wijzen op het feit dat er ergere dingen zijn.

Zo, dat waren de brahmavihara… bedenk zelf eens hoe je deze laatste bewust kan opwekken.

Ik merk wel dat ik een beetje in de war geraak van al die lijstjes…

Je weet wat ze zeggen: Christenen houden van God; boeddhisten houden van lijstjes! De reden waarom ik van het ene lijstje naar het andere spring is dat ze mekaar overlappen, en ik probeer ons gesprek langs een zekere overkoepelende logica te leiden. Misschien kan het je helpen als we die vier brahmavihara nog eens overzien; zelf zie ik het als volgt:

Liefdevolle vriendelijkheid en mededogen zijn beide actief: de vriendelijkheid zet ons in beweging om – wat ook de omstandigheden zijn –  het beste te doen voor je medemens; het mededogen zet ons in beweging om zijn lijden te verhelpen.

Medevreugde en gelijkmoedigheid zijn beide passief: medevreugde verheugt zich in de situatie, die “ok” is; en gelijkmoedigheid verblijft in helderheid zonder zich te laten meesleuren, zodat natuurlijk wel een stabiele basis voor eventuele actie aanwezig is.

maar ook:

Liefdevolle vriendelijkheid en gelijkmoedigheid zijn niet gedacht vanuit een bepaalde situatie maar zijn beide algemene instellingen.

Mededogen en medevreugde zijn gedacht vanuit een specifieke situatie: het lijden dan wel het geluk van de anderen.

Gaan we het dan nu hebben over de voorschriften?