10. De noodzaak van grenzen stellen

Ik zit toch nog ergens mee. Ik heb er alle vertrouwen in dat die grenzen en mijn ik-gevoel vanuit een meer fundamenteel niveau virtueel zijn, maar betekent dat dan dat we op een persoonlijk niveau geen grenzen mogen stellen?

Het is heel belangrijk, om het spirituele en het persoonlijke niveau (die ongescheiden zijn!) uit elkaar te houden! Dat is weer de gelaagdheid van het bestaan. Begrijp me niet verkeerd. Het gaat er natuurlijk om je spirituele ontwikkeling helemaal te integreren in je dagelijkse leven. Het is ook belangrijk in je spirituele ontwikkeling helemaal tot het einde te gaan. Wat ik nu zeg, is op geen enkele manier een relativeren van het voorgaande!

Ik krijg een visioen van een lasagne: hij bestaat uit vele laagjes, en toch is er maar één lasagne…

Tegelijkertijd is mijn bestaan fundamenteel totaal ongescheiden, én ben ik op zeker niveau een individu. Dat is de boodschap van de Sandokai, en van heel de zen en alle soortgelijke tradities. Dat is de opgave waarmee we als mens leven. Daarom is het leven zo fascinerend.

Laat ons terugkeren naar het verhaal van de aardbei en de panter: je loopt in het bos, en komt één van beide tegen. Beide zijn in wezen op geen enkele manier gescheiden van de rest, en alles wat ik als “mezelf” beschouw evenmin. Op het ultieme niveau maakt het niet uit, of ik de aardbei eet, of de panter mij. En toch verkies ik, als individu, het eerste.

Dat lijkt me een correcte samenvatting van de situatie, ja …

Nu kan je de fout maken, te denken dat het dus – vanuit de grenzeloosheid- niet “klopt” als je toch de eerste situatie verkiest. Maar de keuzes en verlangens en beslissingen en het welzijn van dat “individu” maken evenzeer deel uit van dat ongescheiden geheel. Vanuit het oogpunt van het geheel zijn beide maaltijden ok, vanuit het standpunt van dit individu niet. Beide standpunten vormen een deel van het geheel.

Wanneer je een spel monopoly speelt, is het dan belangrijk wie er verliest of wint? Vanuit het spelmoment gezien wel – anders zou je niet spelen, of er geen plezier aan hebben. Vanuit het iets grotere standpunt gezien heeft het geen enkel belang: na afloop gaan bord en pionnen opnieuw de doos in.

Dus: als individu moet je voor het individu zorgen, en het beschermen. Anders gezegd: voor het individu zorgen maakt deel uit van de rol van het individu. Pas als je voor jezelf zorgt, kan je voor anderen zorgen. Soms zijn er momenten of zelfs periodes, dat het individu als dusdanig alle aandacht vraagt. Dat is dan zo. Op andere tijdstippen gaat de aandacht eerder naar anderen. Het zoeken van een gezond evenwicht maakt ook deel uit van het geheel. Vergeet nooit dat voor jezelf zorgen deel uitmaakt van voor het grotere geheel zorgen. Daarom is het stellen en respecteren van je eigen grenzen essentieel. Maak geen concept van zelfloosheid, om het dan op een destructieve manier te gebruiken.

In de Bodaisatta Shishobo, een tekst over het sociale leven van de bodhisattva, vertelt Dogen een verhaal over een keizer in het oude China. Hij kwam tot drie keer toe uit zijn bad om een onverwachte gast te ontvangen. Op een ander moment onderbrak hij drie keer zijn maaltijd om iemand te verwelkomen.

Voor een keizer is dat zeer bescheiden en hulpvaardig gedrag, en een inspirerend voorbeeld van dienstbaarheid voor de anderen. Maar wanneer je het ziet als een aansporing om te allen tijde voor iedereen onbeperkt beschikbaar te zijn schiet het zijn doel voorbij. Ik kom soms wel mensen tegen die menen dat ik alles voor hen moet doen wat ze willen, omdat ik boeddhist ben en dus volgens hen volledig ter beschikking moet staan. Maar geregeld “nee” zeggen, is belangrijk. Vergeet niet dat grenzen stellen ook betekent: iets waardevols beschermen. Een “nee” kan dus in wezen een “ja” aan iets anders zijn. Ik moet nu denken aan de tragedie Alkestis van Euripides. Wanneer Herakles onverwacht op bezoek komt bij Admetos, verzwijgt deze laatste dat zijn vrouw zojuist gestorven is om zijn vriend toch te ontvangen, en hem niet te bezwaren met de toestand: de gastvrijheid stond heel hoog aangeschreven bij de oude Grieken. Maar dat is er natuurlijk ver over, zo wordt dienstbaarheid iets ziekelijks.

Een extreem voorbeeld! Maar meestal ligt het subtieler… hoe weet ik of ik “nee“ zeg om een essentiële lichamelijke of geestelijke behoefte van mezelf of van anderen te beschermen, en wanneer ik gewoon lui of laks of egoïstisch ben?

Daarvoor is klaar inzicht vereist. Dat ontwikkel je door heldere observatie, in zazen én bij alles wat je doet. Naast zelfkennis op het meest wezenlijke niveau is er ook zelfkennis op het psychologische niveau. Ook hier ligt weer een grote uitdaging, een uitnodiging om je leven diepgaand te belichten.