7. Advaita en Boeddhisme

Wat is Advaita Vedanta?

Advaita is Sanskriet en betekent gewoonweg “nondualiteit”. Advaita vedanta is de nondualistische school die zich baseert op de Upanishaden. De Upanishaden, ook Vedanta genaamd, zijn de klassieke Indische spirituele teksten die handelen over de natuur van de werkelijkheid en de mogelijkheid tot bevrijding. De vroegste van deze verhandelingen zijn ouder dan het boeddhisme. Klassieke citaten zijn jij bent Dat, ik ben brahman, bewustzijn is brahman, deze ziel is brahman … Brahman – niet te verwarren met de Hindoe godheid Brahma – is de essentie van het totaal van de werkelijkheid, als een onpersoonlijk principe.

De stichters van advaita waren Gaudapada (zesde of zevende eeuw) en Shankara (788-820). Alhoewel ze zich baseerden op de Upanishaden, werden Gaudapada en Shankara sterk beïnvloed door de boeddhistische leer, onder ander door de madhyamaka van Nagarjuna en de yogacara school, naast andere boeddhistische ideeën die in die tijd opkwamen zoals de tathagatagarbha. Ze werden beide in hun tijd beschuldigd cryptoboeddhisten te zijn – stiekeme boeddhisten. En veel boeddhisten werden ervan beschuldigd, cryptoadvaitins te zijn …

Wat vertelden zij dan?

Wel, zij vertrokken van de oude Indische idee van atman, de ziel. In plaats van die te ontkennen, zoals de Boeddha deed, zeiden ze – in navolging van de Upanishaden: “atman is brahman”. Met andere woorden: “die persoonlijke ziel van jou die je meent te hebben, dat is niet iets aparts, gescheiden van de rest; het is niets anders dan de essentie van het bestaan zelf”. Op hun manier ontkenden ze eveneens het fundamentele karakter van elke dualiteit ten voordele van het ongescheiden bestaan. Ze ontkenden dat om het even welke bestaansvorm ook maar in de geringste mate een afzonderlijk zelf bezit of gescheiden is van de rest. Zo beweerden ze dus hetzelfde als het boeddhisme, zij het op een andere wijze.

Wat is dan het verschil met boeddhisme of zen?

Vreemd genoeg  komen ze op een bepaald punt tot een officieel standpunt, dat lijnrecht tegenover dat van het boeddhisme staat!

Het mahayana boeddhisme poneert dat,
uitgaande van het gebrek aan wezenlijk zelf van elk verschijnsel,
ook het totaal van alle verschijnselen geen zelf heeft,
en dus puur onderling afhankelijke verandering is,
leegte of grenzeloosheid genoemd (sunyata in het Sanskriet).

Advaita vedanta poneert dat ,
uitgaande van het gebrek aan wezenlijk zelf van elk verschijnsel,
de essentie van het geheel van alle verschijnselen het enige is dat bestaat,
en dat bestaat echt, is onveranderlijk,
en dat wordt brahman genoemd.

Dus ze zijn het er helemaal over eens dat er niets aparts bestaat? En dat ook bijvoorbeeld een mens op geen enkele manier losstaat van zijn omgeving? Dat dat een illusie is?

Inderdaad. En ze zijn het ook eens, dat precies dát inzien, niet met het verstand, maar met het lichaam als het ware, dat dát ware onthechting en bevrijding betekent. En, hou je vast, ze zijn het er ook over eens (met het mahayana, dus met de zen) dat we in wezen al bevrijd, verlicht zijn! En ze zijn het erover eens (met de zen in het bijzonder) dat meditatie niet zo belangrijk is!

Nu ben ik echt niet meer mee … zen is toch juist een meditatieschool?

Niet als je mediteren ziet als een techniek, een middel om, bijvoorbeeld door het ontwikkelen van éénpuntige concentratie, een doel te bereiken. Dat vinden zowel advaita als zen, in het bijzonder dan de soto zen van Dogen, wel op een praktisch niveau bruikbaar, wel iets dat je kan doen en dat zijn vruchten afwerpt, maar niet de ultieme beoefening, niet dát waar het om gaat. Dogen zegt expliciet in zijn Zazen Aanbevolen aan Iedereen (Fukanzazengi): “zazen is geen meditatie”. Daarmee bedoelt hij dat zazen meditatie als doelgerichte techniek totaal overstijgt. Zazen is de beoefening-realisatie van de verlichting hier en nu. Dat lijkt misschien wat abstract als je er pas mee begint, maar na een tijdje wordt dat heel duidelijk, heel concreet.

Dus…

Voor alle duidelijkheid: Dogen was absoluut overtuigd van de noodzaak om zazen te beoefenen, gedurende je hele leven! Een zazen die meer is dan meditatietechniek, zelfs al maken die technieken deel uit van de praktijk, van wat ik als toegangspoort tot zazen zou beschouwen. En die open observatie van zazen, die vind je ook terug in de ware advaita traditie natuurlijk!

Maar als advaita en zen het erover eens zijn dat elke gescheidenheid een illusie is, en dat dát realiseren, voorbij het denken, niet door “meditatie” maar door radicale openheid en helderheid je al aanwezige verlichting duidelijk wordt …

hoe komen ze dan uiteindelijk tot zo’n verschillende conclusie?

Fascinerend, niet? We kunnen ons inderdaad afvragen of die conclusies wel écht zo verschillend zijn.

Je kan het op verschillende manieren benaderen.

We vertrekken vanuit de observatie, dat we een grote verscheidenheid aan vergankelijke verschijnselen waarnemen. Tegelijk echter blijkt dat die altijd één naadloos geheel zijn. Hoe kan het bestaan nu tegelijk “vergankelijk en veel” en “altijd één” zijn? Voor het bestaan is dat geen probleem! Want het bestaan overstijgt die dualiteit. In de Cantongqi (Jap.: Sandokai)[1], een gedicht van de achtste -eeuwse Chinese zenmeester Shitou (Jap.: Sekito) dat als geen ander de essentie van zen uitdrukt, staat: “het Vele en het Ene zijn als twee zijden van één medaille”. Maar: zodra je het in woorden wilt uitdrukken, beland je in dualiteit. De menselijke denkende geest verklaart het vele in termen van het ene, of het ene in termen van het vele. Het vele wordt met andere woorden gereduceerd tot het ene, of andersom. En zo komen we tot deze twee schijnbaar tegenstrijdige formuleringen.

Mahayana zegt: “er is alleen maar vergankelijkheid, een komen en gaan van onderling afhankelijke verschijnselen”. Elke vastigheid is een illusie.

Advaita zegt: “er is alleen maar een onveranderlijk zijn, dat zich voordoet als een veelheid van verschijnselen, maar dat laatste is een illusie.”

Ok …?

We kunnen het ook anders uitleggen. Laat ons terugkeren naar het punt waarop ze het eens zijn: de illusie, dat die vele verschijnselen elk een apart, zelfstandig eigen bestaan hebben. Het denken creëert deze illusie. Per definitie is elk denken een denken in concepten. Wat gebeurt er wanneer we helder kijken, zonder ons te verliezen in de concepten? 

De zelfstandigheid van de fenomenen wordt doorprikt. Ze bestaan niet meer zoals ze leken te bestaan. Wanneer de reïficatie, de verdinglijking door het denken ophoudt, houden de “dingen“ op zo substantieel te lijken. Het gevoel van substantie was een concept. Dan hebben de verschijnselen niet meer dezelfde kwaliteit van “echtheid”. Het is als een stripverhaal, waarbij de zwarte lijntjes rondom de dingen en mensen ontbreken. De dingen verliezen zo hun schijnbare onafhankelijke substantie.
Dat is het punt waar het mahayana de nadruk op legt. De vastigheid van alle dingen is een illusie, en daarom heeft ook de totaliteit van alle dingen geen vastigheid.

Maar: er is nog altijd “iets” wat dat dan ook moge zijn: geen apart voorwerp of verschijnsel, want dat is er niet, maar er is nog altijd iets in plaats van niets. Hoewel de aparte dingen ergens hun substantie verliezen, is het bestaan op zich daar wel, directer en “echter” dan ooit.
Daar legt advaita de klemtoon.

Maar dat zijn dus verschillen in formulering, die vertrekken van de realiteit voorbij woorden. Je zou kunnen zeggen dat ze verschillende aspecten van de nonduale beleving benadrukken.

Daar kan ik me nog wel wat bij voorstellen …

Nog een andere benadering: een groot deel van mijn leven heb ik het gevoel een apart IK te zijn dat zich in een wereld bevindt. Als er een helderheid voorbij woorden is, dan zijn er enkel verschijnselen, zonder de klassieke scheiding tussen “ik” en “wereld”, want ook die scheiding is een gedachte, een definitie. Dan kan je achteraf zeggen: er is geen “ik”, alleen de totaliteit van het ongescheiden bestaan (de leegte of grenzeloosheid van het mahayana); of je kan zeggen: “ik” ben in feite alles (brahman van advaita).

Ik ben blij dat we dit opnemen, want ik ga het later nog eens rustig moeten teruglezen, denk ik.

Misschien kan je het nog beter zien vanuit de verhouding subject (waarnemer, bewustzijn) – object (verschijnselen). Zelfs wanneer je opgehouden bent je te identificeren met alles wat je vroeger dacht te zijn, dan nog blijft er mogelijk een laatste gevoel van “ik ben het bewustzijn, de onpersoonlijke waarnemer” die “een wereld van objecten” waarneemt. Als ook deze dualiteit instort, is er geen waarnemer of waargenomene meer. Wat overblijft kan je in woorden gieten als “er is alleen het waargenomene: een proces van eindeloze verandering, waarin allerlei verschijnselen in onderlinge afhankelijkheid komen en gaan, en ja dat is er nu eenmaal, maar er is niets aparts dat zich hiervan bewust is,” (mahayana); of: “Er is alleen maar bewustzijn, de schijnbare verschijnselen ZIJN het bewustzijn dat allerlei vormen aanneemt, die geen duurzaamheid, dus geen realiteit hebben (advaita).

[1] Zie de vertaling met commentaar van Sandokai op deze site.