5. Duurzaam inzicht

 

En wat gebeurt er dan wanneer het zich verdiept?

Pas als er meerdere blauwe stukken zichtbaar worden, keer op keer, of wanneer het blauw groter wordt, zal het intuïtieve inzicht zich op een meer blijvende manier beginnen vestigen: het blauw is geen wolk, maar de ruimte achter de wolken. Zo wordt dan duidelijk – niet als een concept maar als een directe ongescheiden beleving – dat de wolken niet het ultieme zijn maar dat er een veel grotere ruimte is, van een totaal andere orde, waarin die wolken zweven. Zo kan de aanvankelijke flits van inzicht zich verdiepen en stabiliseren.

Nu, wanneer je de blauwe hemel écht goed gezien hebt, zal je geen twijfel meer hebben over hoe de vork in de steel zit. Er zweven witte wolken in een blauwe hemel. Zelfs als het blauw niet direct zichtbaar is, zal je toch doorheen de wolken blauw zien. En dat maakt alle verschil van de wereld.

Begrijp ik het nu goed dat er naast die korte kensho’s ook grote, diepe doorbraken zijn, die een blijvend inzicht betekenen?

Blijvend is een woord dat boeddhisten niet graag horen. Maar het is zeker zo, dat er echte perspectiefveranderingen zijn, ja. Vergelijk het zelfgevoel met een fles die op tafel staat. Ze krijgt een tik, en wankelt even, maar blijft uiteindelijk staan. Dat is kensho. De wankeling wordt een herinnering. Is de tik sterk genoeg, dan valt ze om en blijft ze liggen. Ze heeft een nieuw evenwicht gevonden. Dat is wat ik bedoel met een echte perspectiefverandering. Het zelfgevoel is van zijn sokkel gevallen, ligt onderuit. Het is er nog wel, maar het staat niet meer rechtop. Het ligt daar. Het is doorprikt.

Hoe moet ik mij dat voorstellen?

Je moet het je niet voorstellen.

Maar hoe heb jij dat ervaren?

Onder alle voorbehoud – want zelfs “ik” en “ervaren” zijn al foute woorden: wanneer het zelfgevoel van zijn sokkel valt, is dat zeer ingrijpend. Een revolutionair non-event. Alleen de levende ervaring van het moment blijft over, stralend in zichzelf. Er is een eindeloze openheid. Alle angsten en twijfels, elk gevoel van eenzaamheid verdwijnt volledig op een manier die je je tevoren onmogelijk kon voorstellen. Concepten lossen op.  Dat klinkt misschien beangstigend, maar er is niemand die angstig zou kunnen zijn. Het is absoluut thuiskomen. Er is een compleet rusten in het bewustzijn zelf. Er is een absoluut gedragen-zijn. Niet ik word gedragen, er is gedragenheid. Alles, dat ongescheiden is, rust in zichzelf. Het is alsof je helemaal opnieuw geboren wordt – alleen is er niemand die geboren wordt en het is nu ook helemaal duidelijk dat ook de eerste keer niemand geboren werd. Alles is helemaal nieuw. Je staat te kijken naar eender wat alsof je nog nooit gezien hebt, je luistert naar om het even welk geluid alsof je nog nooit gehoord hebt. Je observeert om het even welke gedachte of impuls alsof je nog nooit zoiets ervaren hebt. Alles gaat compleet vanzelf omdat er geen enkel gevoel over is van iemand die iets doet. Je ziet overal niets dan jezelf; er is geen buiten meer, maar ook geen binnen. Door het loslaten van spanningen en onbewust lijden, die je al bijna je hele leven met je meedroeg, zijn er bovendien extatische uitbarstingen van geluk. Dat zijn neveneffecten, contrastverschijnselen. Er is ook wel een geluk dat dieper zit, dat niet afhangt van omstandigheden, en je merkt dat dat er altijd al was. Je ervaart dat geluk niet, je bént het.

Ik neem aan dat zoiets zich voordoet tijdens zazen.

Mogelijk. Maar het is niet mijn “ervaring”. Een totale rust overviel me toen ik op mijn werk was. De volgende dagen waren heel druk, en ik had geen tijd om er bij stil te staan, maar alles ging vanzelf. Een paar dagen later realiseerde zich de perspectiefverandering, die ik zojuist beschreef. Tijdelijke openingen van kensho deden zich dikwijls wel voor tijdens zazen. Maar wanneer de helderheid echt doorbreekt, spelen de omstandigheden geen rol. Er zijn natuurlijk wel heel wat jaren intensieve zenbeoefening aan voorafgegaan, waarbij niets werd verwacht.

Het moet toch niet op deze manier gebeuren?

Natuurlijk is het goed mogelijk dat het zich anders of op een geleidelijke manier voordoet, daar kan ik me niet over uitspreken. In de literatuur van de zen, van het boeddhisme, van advaita en andere mystieke tradities lees je allerlei beschrijvingen van dergelijke verlichting, in de Hartsoetra bijvoorbeeld. Maar voor alle duidelijkheid – ik kan dit niet genoeg benadrukken-  heb “ik” als persoon niets gewonnen hierbij. Het gaat om een loslaten van het ik. Dat is de bevrijding. Eerder dan iets te verwerven, wordt er iets verloren.

Blijft dat dan zo?

Ja en nee. Als je je hele leven met een steentje in je schoen rondloopt, en op zeker moment word je je daarvan bewust, dan schud je je schoen uit, doet hem terug aan en loopt verder… welk gevoel is er dan?

Ik zou zeggen: in het begin is het een grote opluchting, maar daarna besef je dat dat de gewone toestand is?

Precies! Eerst is er een periode dat je blij bent dat je ervan af bent, en dat voelt heel goed. Ze noemen dat wel eens de “wittebroodsweken”. Daarna is het “gewoon”. Uiteindelijk is verlichting het ophouden van een storende illusie. Als je auto, tv of computer een hele tijd rare geluiden maakt, regelmatig plots uitvalt en andere irritante dingen doet, blijft dat fijne gevoel dan duren wanneer hij gerepareerd is en terug normaal functioneert?

Dat zal je snel terug gewoon zijn, zeker …

Ja dat is zo. Maar: de illusie van een apart zelf blijft terugkomen, ook wanneer die doorprikt is geweest. Alleen is deze dan niet meer zo bedreigend , niet meer zo overheersend. Elke keer dat die terug helder doorzien wordt – hoe dat gebeurt is nu duidelijk geworden – is er opnieuw een goed gevoel.

Dat goed gevoel is echter niet alleen een contrastverschijnsel, het is ook wat ik zou noemen een absoluut goed gevoel. Het is het gevoel dat samenhangt met bestaan: het is het gevoel van zijn. Een goed gevoel, dat niet afhangt van omstandigheden. Wanneer je in de illusie van gescheidenheid zit, vervreemd je van dit zijn, van dat gevoel. Je zou kunnen zeggen dat “goed gevoel” niet het juiste woord is; dat “gelijkmoedigheid” of “vrede” een betere beschrijving is. Maar dat klinkt dan weer flauw voor onze geest van spektakel en gewin.

Maar als ik het goed begrijp: er is geen zelfgevoel, en toch zeg je dat je jezelf overal ziet?

Elk verslag in woorden zal een reeks tegenstrijdigheden bevatten, dat staat vast. De woorden en zinnen switchen van het ene standpunt naar het andere, in het volle besef dat het in wezen niet in woorden is te vatten. Maar inderdaad, er is geen zelfgevoel, en ja, dat geen-zelf ziet zichzelf overal. Je zou kunnen zeggen dat het het Grote Zelf is dat zich overal ziet, maar dat is nog te beperkt verwoord. Misschien kunnen we zeggen: Het Grote Zelf is alles. Maar hecht je niet aan die woorden, sla ze niet op in je geheugen, kopieer niets. Beoefen zelf.

Voor mij klinkt dit in tegenstrijd met wat je herhaaldelijk zei, namelijk dat er niets te bereiken of te winnen valt.

En toch is het zo! Want er is niemand die iets wint. De illusie van iemand te zijn, vervalt. Het is dan ook geen ervaring onder andere ervaringen, die iemand zou hebben. Het hele verhaal, dat er iemand is die de ene ervaring na de andere heeft, is precies wat doorprikt wordt.

Ik begrijp dat niet goed, dat het geen ervaring onder andere ervaringen zou zijn?

Als je een stuk blauw ziet is dat geen ervaring van een blauwe wolk onder andere wolken, maar een  zien voorbij het niveau van wolken. Je ziet achter de wolken – zo zie je achter de ervaringen.

Als je wakker wordt in je bed, is dat geen droom onder andere dromen – het is een niveau achter de droomervaringen.

Als je naar een film kijkt, en een tijdje niet naar de personages kijkt, maar naar het tv-scherm als tv-scherm, is dat geen gebeurtenis onder andere gebeurtenissen in het filmverhaal, het is een niveau daar achter.

Als Copernicus door zijn telescoop kijkt en merkt dat de aarde rond de zon draait en niet andersom, is dat geen illusie die de illusie dat de zon rond de aarde draait, afwisselt op basis van gelijkheid. Het is een diepere realiteit.

Zo simpel is het.

En kan dat nu ook geen illusie zijn, dat het een meer fundamenteel niveau is?

Klassieke vraag, maar het antwoord is nee. Als je ’s morgens wakker bent geworden, voel je dan behoefte om aan de personen die je zojuist in je droom zag, te bewijzen dat je nu echt wakker bent? Bovendien komt deze vraag voort uit de idee, dat wat ik beschrijf iets heel speciaals is. Als het zover is, is het heel duidelijk, voorbij elke twijfel, dat wat er bloot komt te liggen gewoon de basis van je bestaan is, die er altijd al was. En nogmaals: er is niet iemand die er iets mee wint.

Maar je leven is toch veel en veel aangenamer geworden, om het zacht uit te drukken?

Dat is aangenamer geworden in dezelfde mate als de illusie van een apart zelf hierbinnen verminderd is, ja.

Waarom spreek je van een bepaalde mate, het is toch een of-ofsituatie, er is een zelf of er is geen zelf?

Laat ons zeggen dat er een heen en weer gaan is tussen die twee, tussen illusie en ontwaken. Hoe langer de momenten van identificatie zijn ten opzichte van de bevrijde momenten, des te groter de beklemming. Sommige verschijnselen hebben een grotere kracht om een identificatie aan te zuigen dan andere. Combinaties van gedachten en emoties kunnen dikwijls heel overtuigend zijn.

Als er nog identificaties optreden, wat is dan het verschil met de toestand van voor die realisatie?

Tevoren speelde het leven zich grotendeels af vanuit de identificaties met lichaam, gedachten en emoties, zelfs als die regelmatig doorprikt en dus gerelativeerd werden. Na een perspectiefverandering is het leven meer gevestigd in de niet-identificatie. Dat is nu de norm, waarbinnen identificaties optreden. Om het beeld van de andere oever te gebruiken dat in het boeddhisme (onder andere in de Hartsoetra) gebruikt wordt: het is alsof je eerst met één been, dat je volle gewicht draagt,  op de ene oever van een beekje staat, en je andere voet op de andere oever (“van de verlichting”) rust. Maar het blijft een tasten, je gewicht blijft op de oever van de illusies staan. Daarna is het andersom.

Of stel je een poppenkastspeler voor die zo opgaat in zijn verhaal dat hij denkt dat hij echt die twee poppen is. De poppen spreken vervolgens met elkaar over de theorie dat ze eigenlijk geen aparte individuen zijn, maar twee handen van één mens. In het begin zien ze het als een absurde gedachte. Dan zijn er korte flitsen (kensho) tijdens dewelke ze hun ware aard beseffen, maar eigenlijk is het natuurlijk de poppenspeler die gewoon zijn illusie even laat vallen. Daarna nemen “hun” gewoontes en conditioneringen het weer over, en hebben ze weer het gevoel, een apart figuur te zijn – met andere woorden, glijdt de speler terug af in zijn waanbeelden. Na een perspectiefverandering beseffen “ze” dat “ze” (maar in feite: de poppenspeler) effectief als individu virtueel zijn, en dat “ze” één organisme vormen. Het is dan duidelijk, dat die poppen nooit echt personen geweest zijn. Vanaf dat moment zal de poppenspeler niet meer op dezelfde manier in die illusie gaan, zelfs wanneer hij zich inleeft in het verhaal van de poppen, en zelfs als hij af en toe zichzelf daarbij even vergeet.

Dat is een grote perspectiefverandering! Dat maakt al het verschil in de wereld!

Hoe weet je wanneer dat evenwicht doorgeslagen is naar de andere kant?

Dat is subjectief, dat kan je niet exact meten of bewijzen. Vergeet niet, nogmaals, dat er niemand is die wil bewijzen dat hij iets bereikt heeft of zo. Het gaat er juist om, dat dat gevoel weggevallen is. En alhoewel er volgens mij (en anderen) duidelijk realisaties zijn die eerder blijvend zijn, zijn er ook gevallen bekend van mensen die helemaal terug in de illusies terecht kwamen. Het blijft een dynamisch evenwicht.  

Maar pas op, het is wél zo dat het inzicht in de zelfloosheid zich op een fundamenteler niveau bevindt dan het gevoel van een zelf en gescheidenheid. Het is dus niet zo dat het twee gelijkwaardige standpunten zijn. Dat is een fout die spijtig genoeg dikwijls gemaakt wordt. Vanuit de boeddhistische idee dat elk verschijnsel grenzeloos is – dus niet op zichzelf bestaat en vergankelijk is – wordt er dan gesteld dat ook “verlichting” een toestand, een verschijnsel is onder andere verschijnselen, en dus ook tijdelijk en vergankelijk. Daarom stelt men dan, dat ook “verlichting” nooit permanent kan zijn. Dat is uiteindelijk niet meer dan de klassieke verwarring van de blauwe wolk. De blauwe hemel achter de wolken, waarvan misschien inderdaad ja, tijdelijk een stukje te zien is in de vorm van een wolk IS GEEN WOLK. Natuurlijk, als je verlichting voorstelt als iets beperkts, zal je realisatie ook beperkt zijn. Het is een zelfvervullende voorspelling. Het is dus uiterst belangrijk, wanneer je in de dualiteit zit, te erkennen dat er niveaus van dualiteit zijn, dat de duale werkelijkheid een geneste structuur heeft. Maar uiteindelijk is dat niet zo. Uiteindelijk is er geen tegenstelling tussen absoluut en relatief. Vergeet dat niet, het is het onderricht van de Sandokai, dat zo belangrijk is.

Natuurlijk is het zo dat om het even welke verlichting zich voordoet in verband met een mens, en dat die mens als organisme, of als geest en lichaam, zoals je wil, een tijdelijk en relatief verschijnsel is. Maar de ware verlichting bestaat er juist in, diep in te zien dat wat “ik” fundamenteel ben niet dat lichaam en die geest zijn. (En om elk misverstand te vermijden: ook niet een of andere onsterfelijke ziel die ontsnapt bij de dood. Trouwens, moest er toch zo’n ziel bestaan, dan maakt dat helemaal niets uit voor de diepere laag van het bestaan waar we het nu over hebben.)

En: zelfs als we een dergelijke verlichting beschouwen als een toestand onder andere toestanden, die dus tijdelijk is: dan nog neemt dat niet weg, dat die toestand vele jaren of decennia kan duren, tot de dood. Vanuit het standpunt van het individu is dat behoorlijk blijvend natuurlijk.

Het doet me denken aan die discussie tussen advaita en mahayana waar we het al over gehad hebben in ons vorige gesprek.

Dat is zo. Het is hetzelfde onderwerp. In de zen bijvoorbeeld is er tendens om te zeggen dat verlichting niet permanent kan zijn, omdat je dan een of andere permanente essentie onder het bestaan veronderstelt, die er niet kan zijn omdat het onderricht nu eenmaal zegt dat niets op zichzelf bestaat, en alles vergankelijk is.

Maar gold dat niet voor de verschijnselen, voor de golven op de zee?

Ja, maar er wordt dan gesteld dat er alleen maar verschijnselen zijn. Er is alleen maar onderlinge afhankelijkheid.

Er zijn alleen golven, en er is geen water?

Klinkt vreemd, dat is waar. In de geschiedenis van het boeddhisme zijn er dan toch ook steeds opnieuw ideeën van een ondergrond ingevoerd geweest, die door anderen dan weer als ketters werden beschouwd.

Er is een groot verschil tussen niet van een ondergrond of van de werkelijkheid als totaal te spreken om er geen nieuwe concepten over te lanceren, en zo te vermijden dat mensen zich daaraan gaan hechten, en zo’n niveau ontkennen natuurlijk. Misschien dat het boeddhisme, dat natuurlijk tussen de grote wereldreligies helemaal alleen staat met deze leer, soms zelf een handig hulpmiddel, dat bevrijdend werkt, verwart met een ontologisch standpunt, dat fundamentele uitspraken over het bestaan formuleert.

Zie je hoe gemakkelijk we in discussies terechtkomen die niets te maken hebben met de levende verlichting zelf? Deze problemen ontstaan alleen wanneer er achteraf een verwoording volgt en dus zijn het schijnproblemen. Het moet vooral duidelijk zijn dat de realisatie van zelfloosheid, of ware natuur, of hoe je het ook noemt, niet iets veraf is dat alleen de groten der aarde kunnen bereiken. Ik kan niet genoeg benadrukken hoe schadelijk dat idee is.