2. De illusie van gescheidenheid

 

Het lijkt wel alsof ons vorig gesprek zich herhaalt… ik heb het blijkbaar nodig dat je het verschillende keren formuleert want ik vind het moeilijk te vatten…

Dat is normaal. Eenvoudige informatie kan je gewoon één keer geven en daarmee is alles duidelijk. Wanneer het gaat over de essentie van ons bestaan, die woorden en begrippen overstijgt, spreken we niet tot het verstand maar tot een diepere laag van de ervaring. We spreken als het ware over het hoofd van het rationele begrip heen, tot dat wat we werkelijk zijn. Zo kan er een diepe herkenning plaatsvinden, een diepere herkenning van iets dat we altijd al wisten zonder het te beseffen. Misschien moet je iets duizend keer horen zonder dat het echt beklijft. En vervolgens hoor je het nóg eens, en dan treft het doel. Maar nogmaals, het is geen verstandelijk besef. Dikwijls zeggen we in de zen: je moet het begrijpen met je lichaam; maar het wezenlijke inzicht overstijgt zelfs het lichaam.

Ik voel me al wat minder dom!  (Denkt na…)

Ok, hier gaan we weer: wat is de relatie tussen het denken en de illusies?

Wel, het denken is per definitie altijd een denken in concepten: stoel, geluid, kwaadheid, ik, wereld … Dat zijn allemaal concepten, etiketten als het ware, die het denken plakt op waargenomen verschijnselen. Zo gauw je “deze stoel” zegt of denkt, creëert dat concept een virtuele scheidingslijn tussen dat wat “deze stoel” is, en dat wat niet “deze stoel” is. Beter gezegd: elk concept IS een virtueel lijntje dat we trekken tussen bijvoorbeeld “deze stoel” en “de rest van de wereld”. Met andere woorden: elk concept is als een mes dat de werkelijkheid in twee lijkt te snijden. Het verdeelt deze in twee verzamelingen: “deze stoel” en “niet – deze stoel”. Maar dat lijntje is helemaal niet zo reëel als we denken. De werkelijkheid is een ongescheiden proces. Die stoel is echt geen op zichzelf staand verschijnsel, op geen enkele manier. Het onderscheid is niets anders dan een handige manier van het menselijke verstand om het bestaan in te delen.

Wacht eens even: je zegt dat de werkelijkheid een ongescheiden proces is, maar hoe kan je dat weten?

Heel eenvoudig: door in zazen helderheid haar werk te laten doen. Wanneer je niet langer doorheen de begrippen van het denken naar de verschijnselen kijkt, valt vroeg of laat de illusie van de gescheidenheid weg.

En dan blijft er één proces over?

Je weet dat we formuleringen als “één proces” of “alles is één” vermijden omdat we geen nieuwe concepten willen invoeren. Daarom is het woord “ongescheidenheid” een goede oplossing: het ontkent simpelweg het fundamentele karakter van de gescheidenheid. Dat is genoeg. Maak van “ongescheidenheid” geen nieuw concept waar je je aan vastklampt.

Maar deze stoel lijkt me toch echt wel een apart voorwerp dat ik kan kopen, verkopen, verplaatsen, schilderen, enzovoort

Op een bepaald niveau wel, ja. Begrijp me niet verkeerd, ik ontken deze wereld niet waarin we hier en nu allebei zitten en dit gesprek hebben. Helemaal niet. Wel wil ik je aandacht vestigen op het feit dat deze wereld van alledag, zoals jij die ervaart, en die je zo vertrouwd overkomt, maar een bepaalde kijk op de werkelijkheid is. Het is slechts een bepaalde interpretatie ervan. En interpretatie wil zeggen dat je leeft in een verzameling concepten die je denken heeft ontwikkeld naar aanleiding van de levende ervaring. Wanneer we vastzitten in die concepten, dan zitten we in de problemen.

Kan je dat voorbeeld van de stoel verder uitleggen?

Wanneer je “deze stoel” niet meer zou zien doorheen het concept dat je ervan gemaakt hebt, zou je zien dat hij gewoon een aspect is van de werkelijkheid die in wezen ongedeeld is.

Euhhh…

Ok, ik schakel even terug: zelfs puur verstandelijk is “deze stoel” een momentopname uit één lang proces. Na de oerknal breidde het jonge universum zich snel uit, sterren en planeten ontstonden waaronder de zon en de aarde. Leven ontstond. Na lange evolutie ontstonden er bomen, tot er dan één bepaalde boom groeide onder invloed van het licht van de zon en van de atmosfeer. Op zeker moment werd hij in planken gezaagd door een andere levensvorm die ook weer in totale onderlinge afhankelijkheid met het andere leven, met de atmosfeer en de zon, was ontstaan. Een ander lid van deze soort, dat was opgeleid tot meubelmaker (een beroep dat in de loop van vele eeuwen ook weer in onderlinge afhankelijkheid was geëvolueerd), ontwierp en bouwde wat jij nu deze stoel noemt. Ik haal natuurlijk maar een paar elementen van het verhaal aan, de werkelijkheid is nog oneindig veel complexer en meer vervlochten. De stoel blijft trouwens maar op de grond staan, en je kan er maar op zitten, omdat er zwaartekracht is. Zonder zwaartekracht zou een stoel geen enkele functie hebben. En zo kunnen we nog lang doorgaan.

Maar bedenk even: Wanneer de stoel een poot verliest, is het dan nog een stoel? Is het dan nog deze stoel? Is het nog deze stoel wanneer hij tot as verbrand is? Enzovoort, enzovoort. Dus nogmaals: het is één momentopname in een lang proces dat jij nu even isoleert en “deze stoel” noemt. Zelfs wat ik net deed: het proces dat leidde tot de constructie van “deze stoel” apart proberen te beschrijven, dat is in feite een illusie. Ook dat proces staat op geen enkele manier los van het ongescheiden proces dat het totaal van de werkelijkheid is. Bovendien bestaat de stoel ook maar omdat er nu eenmaal iets is en niet niets. Anders zou hij er niet zijn. Moest er niet iets zoals bewustzijn zijn, dan zou je “deze stoel” niet waarnemen, en zou hij niet voor jou bestaan. Je zou ook niet voor jezelf bestaan, en er zou in feite niets bestaan: een wereld zonder bewustzijn is in ieder geval alleen maar een concept dat kan opkomen in een bewustzijn.

Maar zelfs deze uitleg is nog rationeel, maakt gebruik van het denken, al is het dan om het denken en de concepten te relativeren of zelfs op te blazen.

Ik volg niet helemaal. Kan je nog een voorbeeld geven?

Denk aan die afbeeldingen van een rund die je bij de slager vindt. Het dier is helemaal opgedeeld in lijntjes die allerlei stukken vlees aanduiden:  biefstuk, entrecote, tournedos, enzovoort. Dat is een rund, gezien door de ogen van de slager. Het dier zelf ziet dat zo niet, het is een ongescheiden organisme.

Nu kan je het analytische oog van de slager, en mijn ongescheidenheidsvisie op de ene koe allebei als een gedachte zien, dat is waar; tenminste op het moment dat die visie in woorden wordt gevat. Maar de koe zelf vat het niet in woorden; ze ervaart haar leven direct. De idee dat haar organisme samengesteld is uit een enorm aantal verschillende onderdelen, zal haar worst wezen. Het directe ervaren is altijd ongescheiden: niet alleen is er geen gescheidenheid tussen de dingen die ervaren worden, er is ook geen gescheidenheid tussen de waarnemer en dat wat waargenomen wordt. En zelfs dat is al een beperkte manier om het te formuleren, om het uit te leggen aan iemand die helemaal leeft in de wereld van de etiketten. Immers, als ik zeg dat de dingen in wezen ongescheiden zijn, vertrek ik van de beperkte visie dat er aparte dingen zijn, waarvan ik dan beweer dat ze de eigenschap van ongescheidenheid (of onderlinge afhankelijkheid) bezitten. Dat is de omgekeerde wereld!

Laat het me als volgt zeggen:

Er is alleen DAT. Alles wat er is, is een ongescheiden gebeuren. Dat gebeuren, of proces, is dus ook wat we in uiteindelijke zin zijn. Het denken – dat ook deel uitmaakt van dat proces! – trekt daar lijntjes in, en geeft elk vakje een etiket, een naam. Zo leven “we” vervolgens in een wereld van begrippen die helemaal virtueel is. Een extreme bewustzijnsvernauwing. Zo vergeten we hoe het eigenlijk echt is, wie we echt zijn. We vergeten dat wat we echt zijn, helemaal vrij is. Dat we de totaliteit zijn. We leven met andere woorden in een virtuele gevangenis geschapen door het denken. Het geheel droomt als het ware dat het iets beperkt, een deel is; of beter gezegd: een ontelbare veelheid aan gescheiden verschijnselen.

Eh …

Er is helemaal geen reële grens waar wat je als “ik” beschouwt, begint en waar de wereld eindigt, of andersom. Elke grens die wordt getrokken tussen “ik” en “wereld”, waar ze ook ligt, is een definitie, een gedachte. In wezen is er helemaal geen apart “ik”.

Maar ik denk toch? Ik maak toch keuzes en beslissingen? Ik bestuur toch mijn lichaam?

Gedachten zijn er, ja, beslissingen worden genomen en lichamen bewegen, dat is er allemaal. Er is ook een gevoel van “ik”, dat is waar. Maar nog eens: het gevoel van een “apart” ik, los van de omgeving, van de rest van de totaliteit, dat is een gedachte.

Is denken dan verkeerd? Dat kan toch niet…

Natuurlijk is denken zelf niet verkeerd. Denken is een natuurlijke functie van de mens. Maar ik vergelijk het dikwijls met een eiersnijder: een apparaatje dat heel handig is in de keuken om eieren te snijden. Iets anders kan je er echter niet mee doen: je kan er geen uien mee pellen; geen eieren mee bakken; je kan er je boekhouding niet mee doen; het kan je niet helpen om mooier te zingen; en als GPS is het helemaal waardeloos. Als je er toch een van deze dingen mee probeert te doen ontstaan er problemen. Met het denken is het net hetzelfde: heel handig op een praktisch niveau. Evolutionair gezien, was het denken een unieke troef voor de menselijke soort. Maar je kan er de zin van het leven niet mee doorgronden; of ermee bedenken waarom er niet niets is maar iets; en je kan er evenmin mee zien wat of wie je werkelijk bent. Dat betekent dat je het als houvast achter je moeten laten vooraleer werkelijk inzicht kan dagen.

Dus verlichting heeft alles te maken met een doorprikken van het denken?

Exact. Let wel: doorprikken is  doorzien, ontmaskeren, zoals je een illusie van een goochelaar doorziet, of zoals je een luchtspiegeling als dusdanig herkent. Het gaat dus zeker niet om het denken te onderdrukken of te ontkennen. Dit is een heel belangrijk punt, waarover veel verwarring heerst.

Ik vergelijk het dikwijls met een programma op de televisie. Als je diep beseft dat het maar een programma is, en dat je naar een televisie zit te kijken, dan kan je er handig gebruik van maken: je kan naar het nieuws kijken, naar documentaires, zelfs genieten van films, en emotioneel meegaan in het verhaal, wetende dat het een film is. Maar wanneer je vergeet dat het een film is en je niet meer het onderscheid kan maken met de realiteit, dan heb je een probleem. Dan is het tijd voor verlichting, dan is het tijd om de illusies te doorzien.

Dus iemand die niet verlicht is, is als een tv-kijker die helemaal opgaat in een film en denkt dat die echt is?

Zo zou je het met een metafoor kunnen verwoorden, ja. Dat is dan iemand die helemaal opgaat in het verhaal, dat het denken voorspiegelt: het verhaal dat hij een apart zelf, een apart individu is. Zonder dat ook maar in het minst in twijfel te trekken of te relativeren.

Maar, om binnen het beeld van de metafoor te blijven, er is op zich niets mis met kijken naar een film?

Nee. Dat zou zijn alsof je het kind met het badwater weggooit. Naar een film kijken is nu eenmaal deel van het leven. Het spel spelen, het leven tegemoet treden alsof je een apart individu bent, en dat de anderen dat ook zijn, is een groot geluk als je het maar doorprikt! Je kan natuurlijk ook, in het volle besef dat je in wezen geen apart bestaan leidt, in het park op een bank gaan zitten en wachten tot je sterft van de honger. “Geen probleem,” zou je kunnen zeggen, “want in wezen was er nooit een apart zelf, dus kan er ook geen apart zelf verdwijnen. In principe is er bij je geboorte niets nieuw ontstaan, wat zou er verdwijnen als je sterft, absoluut gezien?” Maar er is ook de relatieve kant van het bestaan, waarin we – zelfs als we het doorhebben – toch ergens meegaan in het spel van de aparte persoon. Dat is de reden, dat in de praktijk het ‘stilletjes sterven op een bank in het park’-verhaal zich niet voordoet. Als je beseft dat je in een spel zit, en dat je niet iets apart bent, waarom je dan verzetten? Wie, trouwens, zou zich verzetten? Enkel iemand die meent een apart zelf te zijn, zou dat doen!

Maar … maar … zelfs dan, dan zou het eigenlijk gewoon zijn wat er op dat moment gebeurt, toch? Het geheel dat droomt dat het ergens een apart zelf is, dat een onvolledig inzicht heeft, en zich daarom verzet tegen wat er gewoon gebeurt … ?

Niet slecht. Wat er gebeurt als je dit doorhebt, is dat “je” gewoon doet wat er dient gedaan te worden. Je doet je werk, helpt de anderen, hebt een leven waarin dingen meezitten en andere tegenvallen, en uiteindelijk sterft het organisme. En dat allemaal is een groot geluk, het geluk te bestaan vanuit je ware aard.

Het is als een ouder die weet dat Sinterklaas niet bestaat en toch meegaat in het verhaal omwille van de kinderen. Als die ouder gelooft echt Sinterklaas te zijn, is dat waanzin. Als de ouder helemaal niet mee gaat in het verhaal, zal zijn of haar verhaal niet overtuigend zijn.

Het is als iemand die ganzenbord of monopoly speelt en weet dat hij niet echt die pion is maar toch meedoet en zich amuseert. Als die persoon zich echt identificeert met die pion, echt gelooft dat zijn leven afhangt van dat spel, zitten we opnieuw in de waanzin en het lijden. Als er geen enkele betrokkenheid is, zal er geen plezier aan beleefd worden en heeft het spel geen zin.

Het is als een acteur die weet dat hij dat personage niet echt is maar toch meedoet en zijn rol speelt. Als de acteur echt gelooft dat hij het personage is, is er opnieuw waanzin, gevangenschap, lijden. Als er geen enkele inleving is, zal de rol niet overkomen. Maar met de juiste inleving – in het volle besef dat het een rol, een spel is – zal er magnifiek theater gebracht worden. Waarom? Dat is nu eenmaal wat een acteur doet.