Inleiding

Uitdrukking van diep inzicht in het bestaan

Het gedicht Sandokai (參同契, Cantongqì in het Chinees) werd geschreven door Shítou Xīqian (China, 700-790), in de westerse zen beter bekend onder zijn Japanse naam Sekito Kisen. De diepe inzichten en poëtische rijkdom van de Sandokai inspireren al meer dan duizend jaar steeds nieuwe generaties, zodat deze korte tekst wordt gekoesterd als één van de grootste schatten van de Soto zen traditie.

Het ontstaan van zen in China

Rond het jaar 500 van onze jaartelling bracht de Indische monnik Bodhidharma een praktijk van boeddhistische meditatie naar China. Hij was vertrouwd met de meest recente Indische inzichten in de werking van het bewustzijn en de ongescheidenheid van het bestaan, zoals die in de Yogacaraschool werden geformuleerd. Na Bodhidharma’s dood werd zijn stijl van beoefening van generatie op generatie voortgezet. Zijn opvolgers werden sterk beïnvloed door het daoïsme, niet alleen omdat ze zelf Chinees waren, maar ook omdat de geleerden die de boeddhistische soetra’s naar het Chinees vertaalden, de Sanskriet begrippen weergaven met daoïstische termen. Naar het voorbeeld van Bodhidharma wees men teveel vormelijkheden en theorie af; het onderricht was gebaseerd op de levende ervaring van zazen, op de realisatie van het ontwaken. Naar haar meest gekoesterde soetra werd de nieuwe beweging de Lankavataraschool genoemd, maar later noemde men ze Chan (afgeleid van het Sanskriet dhyana: meditatie). In Japan werd dat eeuwen later Zen – en Bodhidharma noemde men daar Daruma.

Een nieuwe stijl

De Sanskriet soetra’s van het Indische mahayana boeddhisme waren dikwijls extreem lang en erg breedvoerig van stijl. In de zen verkoos men een beknoptere stijl, die onder invloed van het taoïsme graag natuurbeelden gebruikte. Deze nieuwe teksten hadden niet tot doel een systeem te bouwen. Ze ontstonden vanuit de zenpraktijk, en werden geschreven om diezelfde praktijk te voeden en te begeleiden.

De Lankavatarasoetra

Toch bleven een aantal mahayanasoetra ’s belangrijk voor de nieuwe beweging. Vooral de toen nog vrij recente Lankavatarasoetra was een bron van inspiratie. Daarin wordt gesteld dat de ontelbare verschijnselen geen zelfstandig bestaan hebben, niet alleen omdat ze onderling afhankelijk zijn, maar vooral omdat ze geen bestaan hebben los van het bewustzijn waarin ze verschijnen. In het ene bewustzijn, in de ene geest verschijnen alle waarnemingen, alle gedachten, alle dingen. Het zou een vergissing zijn dat ene bewustzijn als een soort van basis achter de verschijnselen te zien: want het is er niet van gescheiden. Het is geen bewustzijn van de verschijnselen, als een getuige, die alles enkel waarneemt. Dat is meteen ook de reden waarom het eveneens een vergissing is, de verschijnselen als buiten het bewustzijn te zien. Je kan niet zeggen dat de verschijnselen absoluut bestaan want ze hebben geen enkele substantie, geen enkel bestaan-op-zich. Je kan ook niet zeggen dat ze niet bestaan, want ze worden waargenomen. Daarom is het leven als een droom (een beeld dat je onder andere ook in de Diamantsoetra vindt). Dat duidelijk inzien, niet op een verstandelijke manier maar als een glashelder ontwaken, is de weg naar een fundamentele bevrijding, gekenmerkt door zowel diepe onthechting als door een gedreven engagement.

Yin en yang

De niet-gescheidenheid tussen het ene bewustzijn en de veelheid aan verschijnselen sloot mooi aan op het yin/yang denken van de taoïsten. De idee van yin en yang is al terug te vinden in de Yi Jing (beter bekend onder de ondertussen achterhaalde transliteraties I Tjing of I Ching), Het Boek der Veranderingen, dat zou dateren uit 3000 voor Christus. De Tao, het bestaan, de werkelijkheid, is ongescheiden, maar manifesteert zich als een hele reeks complementaire eigenschappen yin en yang: vrouwelijk en mannelijk, donker en licht, onder en boven, koud en warm, passief en actief, haat en liefde, stilte en beweging…


Iedereen kent wel het yin/yang symbool: de cirkel die in twee gedeeld wordt door een golvend lijntje, de ene helft zwart (yin), de andere wit (yang). Yin en yang vormen samen één cirkel; ze staan ook duidelijk in contact met elkaar via dat golvende lijntje. Waarom golft het? Ik zou zeggen: omdat het een levend, dynamisch contact is. Misschien ook: omdat een golvend lijntje langer is dan een recht, zodat het contact tussen beide kanten groter is dan. Maar de innige verbondenheid wordt nog op een derde manier uitgedrukt: in het zwart bevindt zich een puntje wit, en andersom. Yang veroorzaakt yin. Yin veroorzaakt yang. Yin bevat yang, Yang bevat yin. In duisternis is er helderheid. In helderheid is er duisternis, zoals de Sandokai stelt. Op geen enkele manier bestaan ze zonder elkaar. De werkelijkheid is dus geen optelsom van tegengestelde elementen, nee, deze elementen hebben geen enkele substantie. Het is het ongescheiden bestaan dat zich voordoet als een veelheid.

Het is duidelijk dat deze oude taoïstische denkwijze aansloot op de inzichten in de niet-gescheidenheid zoals die in het mahayana geformuleerd en beoefend werden. Zen ontstond uit de versmelting van boeddhisme en taoïsme.

Sandokai

Het gedicht Sandokai bestaat uit een niet aflatende stroom van beelden die allemaal het hierboven beschreven boeddhistisch/taoïstische inzicht in de fundamentele ongescheidenheid van het bestaan illustreren. De titel zelf formuleert dat inzicht al op een heel kernachtige manier:

San betekent in het Japans oorspronkelijk “drie”, vandaar ook “veel”, “het vele”, “onderscheid”, “de veelheid van verschijnselen”, “het relatieve”.

Do is Japans voor “Tao” : “het ene”, “de weg”, “de leegte”, “het absolute”, “de ene geest”, “het ene bewustzijn”.

Kai betekent “harmonie”, “het samenvallen”.

Zo kan je Sandokai vertalen als:

De harmonie tussen het relatieve en het absolute,
of
Het samenvallen van verschil en eenheid
of
Vorm en Leegte zijn niet gescheiden
of
Het Ene én het Vele

Metaforen in de Sandokai

Het overstijgen van de “laatste” dualiteit van één en veel, bewustzijn en verschijnselen wordt uitgedrukt in een aantal beelden. Sekito poneert een hele reeks tegenstellingen, die dan overstegen worden.

Een aantal zijn specifiek natuurbeelden:
-de (ene) bron en de vele rivieren die eruit voortkomen (zijn één ondeelbaar geheel)
-de (ene) wortel en de (vele) takken van een plant (zijn één ondeelbaar geheel)
-de vier elementen die voortkomen uit en terugkeren naar hun bron (zijn met die bron één ondeelbaar geheel)

Andere zijn geografisch:
-Oost en west worden intiem verbonden
-Noordelijke en zuidelijke voorouders: daartussen kent de weg geen onderscheid
-Ver en dichtbij worden overstegen door vooruit gaan

Nog andere zijn menselijke eigenschappen:
-wijs en dom: dat onderscheid kent de weg niet
-gehecht zijn aan dingen en de eenheid zien: verlichting overstijgt beide

Sommige gaan specifiek over de menselijke waarneming
-de zintuigen en hun domeinen vermengen zich én blijven toch zichzelf

Andere beelden:
-een doos en haar deksel zijn één geheel
-beide voeten zijn één stappen
-twee pijlpunten die elkaar in de lucht treffen (zijn zowel twee pijlen als één verschijnsel, en daartussen is er geen gescheidenheid…)

Het overkoepelende beeld dat voortdurend terugkeert is dat van helderheid en duisternis.
Aanvankelijk staat helderheid voor het ene en duisternis voor het vele, maar in de tweede helft van de tekst wordt de symboliek omgekeerd.

Vergis je niet

Verlies het stramien niet uit het oog dat al in de titel wordt prijsgegeven, en dat als een rode draad doorheen het ganse gedicht loopt. Het gaat niet om het vele, dat dan wordt overstegen door het ene; nee, het is de tegenstelling tussen het ene en het vele die nog eens overstegen wordt. Dit wordt niet altijd opnieuw uitdrukkelijk zo geformuleerd. Neem bij voorbeeld de metafoor van de doos: doos en deksel (vele) zijn een indeling van de ene gesloten doos (ene); beide visies verwijzen naar dezelfde realiteit.

Verlichting

Sekito waarschuwt expliciet voor deze misvatting wanneer hij zegt:

Gehecht zijn aan dingen (alleen het vele zien) is begoocheling;
de werkelijkheid begrijpen (alleen het ene zien) is nog geen verlichting.

Wat is dan wel verlichting? Diep realiseren dat beide visies dezelfde werkelijkheid zijn. Heel concreet houdt dat in dat we de illusie doorprikken een wezenlijk apart zelf te zijn. Vanuit die realisatie zullen we de wereld van de verschijnselen, van de anderen, niet afwijzen maar er, als geen-zelf, volledig bevrijd in functioneren. Bevrijd functioneren is mededogend functioneren. Op deze manier is de Sandokai helemaal in harmonie met de boodschap van de Hartsoetra, die ik al samenvatte als:

inzicht in grenzeloosheid = verlichting = mededogen

met dien verstande dat het inzicht een waar, compleet, rijp inzicht is.

Of zoals in de Diamantsoetra staat: het is maar omdat je ziet er dat in wezen geen anderen zijn, dat je ze kan helpen.

Denk ook niet dat de Sandokai een filosofisch werk is in de zin dat hij een bepaalde manier van denken over de werkelijkheid zou voorstellen. Je kan het zo zien natuurlijk: “eigenlijk is de veelheid die we zien één proces, maar tegelijk zijn het ene en het vele twee evenwaardige interpretaties om dezelfde wereld te beschrijven”. Je kan de Sandokai zo gebruiken, maar dat is dan een gemiste kans van formaat. De Sandokai is veel en veel meer dan dat. Het is een poging om in tekst een inzicht uit te drukken dat precies elk denken, elke taal, elk concept overstijgt. Misschien vind je dat dat heel hoog gegrepen klinkt, mogelijk zelfs hoogdravend. In dat geval overschat je het denken dat niet meer is dan een praktisch hulpmiddel om op een bepaald niveau problemen op te lossen, of om een werkbaar model van het bestaan voor huis-tuin- en keukengebruik op te stellen. Het niveau dat het denken overstijgt is overal aanwezig, het is wat je bént. De Sandokai nodigt ons uit om zowel het denken als dat wat het denken overstijgt, te overstijgen.

Twee interpretaties?

Je kan de dualiteit tussen het ene en het vele op twee manieren beschouwen.

Een eerste manier vertrekt van het inzicht in de ongescheidenheid (dikwijls leegte genoemd) zoals dat werd geformuleerd in de Madhyamakaschool van het boeddhisme. Alle verschijnselen bestaan enkel en alleen in onderlinge afhankelijkheid, zodat geen enkel ervan een apart bestaan heeft, een realiteit op zichzelf bezit. Er is alleen het ene ongescheiden proces waarin het denken, dat natuurlijk zelf ook een verschijnsel is, onderscheid lijkt te creëren. San is de veelheid aan verschijnselen; Do is het ongescheiden proces (leegte of grenzeloosheid genoemd). Ze zijn dezelfde realiteit, want er zijn geen verschijnselen los van de leegte of andersom.

Een tweede manier vertrekt van het inzicht in de ongescheidenheid zoals dat geformuleerd werd in de Yogacaraschool van het boeddhisme. Alle verschijnselen bestaan enkel en alleen als bewegingen in het bewustzijn, als golven op het water, zodat geen enkel ervan een apart bestaan heeft, een realiteit op zichzelf bezit. Er is alleen het ene ongescheiden bewustzijn waarin het denken, dat natuurlijk zelf een verschijnsel is, onderscheid lijkt te creëren. San is de veelheid aan verschijnselen; Do is het ongescheiden bewustzijn (ook wel Ene Geest genoemd). Ze zijn dezelfde realiteit, want er zijn geen verschijnselen los van het bewustzijn.

De eerste versie lijkt misschien het meest helder en compleet maar is abstracter in de zin dat zij geen rekening houdt met het bewustzijn, dat de grondslag van ons bestaan uitmaakt. Je kan stellen dat ze het alleen maar heeft over wat er zich in het bewustzijn afspeelt, en het bewustzijn zelf buiten beschouwing laat omdat het geen verschijnsel is. Je kan ook stellen dat ze bewustzijn ziet als iets dat niet van een andere orde is dan de verschijnselen, en dus ook gewoon deel uitmaakt van het onderling afhankelijke bestaan. Met andere woorden, bewustzijn is iets dat simpelweg onder bepaalde voorwaarden verschijnt en verdwijnt. Hoe logisch dat verstandelijk gezien allemaal ook klinkt, hoe meer ervaring we hebben met zazen, des te absurder wordt deze insteek.

De tweede versie vertrekt van de nuchtere realisatie voorbij woorden dat letterlijk alles wat we waarnemen een functie is van het bewustzijn. Zonder bewustzijn zou het bestaan niet aan zichzelf verschijnen. Hoe langer je zen beoefent, hoe meer de loutere aanwezigheid van bewustzijn op elk moment van het bestaan onweerlegbaar gevoeld zal worden, niet als een object, maar als bewustzijn dat zich bewust is van bewustzijn, een subject dat zich bewust is van zichzelf, en dat niets nodig heeft buiten zichzelf. Een simpele, stralende aanwezigheid. Niet niets maar DIT. Het is dus niet zo gek dat deze tweede formulering wordt teruggevonden in geschriften die vertrekken van een diep ontwaken, zoals de Lankavatarasoetra die dan ook dé soetra bij uitstek was van de vroege zen.

Wanneer je in je denken gaat zal de eerste versie de voorkeur krijgen en de tweede onzin lijken. Wanneer je in de directe ervaring gaat komt de tweede versie echter meer en meer naar voren.

Anders gezegd: je zal merken dat alhoewel de eerste benadering aanvankelijk logischer en helderder leek, je uiteindelijk meer tot de tweede zal neigen, omdat die gewoon een preciezere benadering is van wat je werkelijk ervaart. Ik denk dan ook dat het precies dit is wat Sekito bedoelt wanneer hij spreekt over de bron en de zijrivieren: de bron is niet het ongescheiden totaal van de werkelijkheid, wat een abstract begrip blijft dat we niet rechtstreeks ervaren; nee, het is het bewustzijn waarin de verschijnselen opduiken als golven op het water. En dat wordt een heel, heel diep doorleefde realiteit. Hoe voelt het om het universum te zijn, het al? Het voelt “zo”. Deze ademhaling. Deze zin lezen. Deze gedachte die opkomt. Niets is meer intiem, niets is dichterbij dan dat wat we altijd geweest zijn. Wat zou waarvan gescheiden kunnen zijn? Wat zou de twee scheiden, trouwens?

Een levend onderricht

Zoals alle authentieke zenteksten is dus ook de Sandokai geen theoretische, filosofische verhandeling, maar een hulpmiddel om ons met onze neus te drukken op de directe ongescheiden ervaring van de levende werkelijkheid hier en nu. Niet alleen in zazen, maar op alle momenten van het dagelijkse leven kan de fundamentele ongescheidenheid zich realiseren. Zo manifesteert zich de volheid van het leven, de onvoorwaardelijke intimiteit met het bestaan zelf, als een duurzaam geluk dat niet afhankelijk is van omstandigheden. Op het einde van het gedicht spoort Sekito ons dan ook krachtig aan, niet te blijven steken in een beperkt functioneren, maar de vrijheid die onze ware natuur is NU te realiseren:

“Sta me toe je eraan herinneren, jij die je engageert in een diepe beoefening: de tijd gaat snel, verkwist je leven niet.”